Bevolkingsreconstructie Klerken 1686 (deel 8)

In deze aflevering gaan we verder met bewoners met familienamen beginnend met een D, maar ook nu bundelen we personen en families waar zinvol. We beginnen wel met twee niet verwante naamhouders uit de familie Decroix.

In 1686 woont Walram de Crois met Barbara de Wulf in een woonhuijseken staande op perceel N°948, gelegen oost over de Seughedreve (de huidige Zegestraat). Hij pachtte ook het perceel N°949 er net naast, samen ruim 1 ha land. Hij woonde al in Klerken in 1645 toen hij als Vachem(?) de Croo present was met pijcke ende capper bij de Waepenschouwijnghe der Weerbare Mannen. Hij was omtrent 1650 gehuwd met Susanna vanden Bussche bij wie hij vanaf 1654 tot 1663 in Klerken vier kinderen had. Kinderen geboren vóór 1653 waren er misschien ook wel, maar deze zijn niet gekend, bij gebrek aan doopakten voor die periode. Susanna vanden Bussche overleed omtrent 1670, of kort ervoor, want kort erop was Walramus de Croix gehuwd met Susanna Lowys, die in 1676 overleed; geen gekende kinderen. Kort daarna is Walramus de Croix een derde keer gehuwd, nu met Jacoba du Mez, weduwe met twee kinderen van Clays de Porters. Jacoba du Mez overleed in 1679. Driemaal weduwnaar huwde Walramus de Croix met Barbara de Wulf, dochter van Martheus de Wulf, de oude, en Maria Dehamer die op de hoeve de Quae Scheure wonen (zie aflevering 1). Er worden nog drie kinderen geboren, waarvan een vóór 1686. Barbara de Wulf overlijdt in 1696 en wordt met een dienst van drie lezingen begraven. Walramus de Croix overlijdt in 1701, en wordt met de laagste dienst begraven.

In 1686 woont het gezin Walram de Crois en Barbara de Wulf dus met wellicht één, misschien meer kinderen in dat huisje op perceel N°948. Twee kinderen uit zijn eerste huwelijk waren intussen gehuwd (zie hieronder); en van de andere kinderen of de twee kinderen van Jacoba du Mez uit haar eerste huwelijk is geen afstamming bekend; als ze nog in leven waren in 1686 dan waren ze al 20 jaar oud of meer en dus wellicht ergens anders aan de slag.

Kinderen van Walram de Crois uit zijn huwelijk met Susanna vanden Bussche.

Van de oudste kinderen is geen afstamming bekend.

Zoon Jacobus Ducroix, geboren in 1660, was in 1682 gehuwd met Joanna Lenye, die in 1661 in Klerken was geboren als oudste dochter van Franciscus Lignier en Joanna Herleyn. Het paar kreeg vijf kinderen, waarvan twee geboren vóór eind 1686, en twee andere met verdere afstamming, o.a. een gehuwd met de latere herbergier Joannes Elias (du) Moleyn. Waar ze in 1686 woonden is onduidelijk.

Dochter Susanna Decrooc moest in 1685 huwen met Petrus Bogaerd, jongste zoon van Carolus Bogaerd en Petronella Couvreur. Een maand later werd een zoon geboren, en na 1686 nog vier andere kinderen waarvan twee met verdere afstamming. Een huwde met Petrus (du) Molein, de oude, een broer van Elias Moleyn. Na het overlijden van Petrus Bogaert in 1696 huwde Susanna Decrooc in 1697 met Joannes Verslype, zoon van Jacobus Verslype, de oude, een kleinzoon van Jooris Verslype die al begin jaren 1600 in Klerken woonde, en van Christina da Sonevyle. Van dit tweede huwelijk zijn geen kinderen bekend.

De meeste afstammelingen van de tweede generatie na Walram de Croix belandden in de bezemmakerij, hoewel sommige later wel meer gewone beroepen uitoefenden zoals bvb. herbergier.

Thomas le Crois was wellicht geen familie van Walram de Croix, die uit Klerken zelf stamt. Thomas le Crois woonde helemaal in het noorden van Klerken, in het huis gelegen op perceel N°169, naast zijn Smidse gelegen op perceel N°170 (1 lijn grond = ca. 1400 m²). Dit is gelegen op de hoek van de Steenstraete en de Slijpstraete (later Predikboomstraat genoemd en nu de Esenstraat) en er naast aan de Steenstraat. Dit adres ligt schuin tegenover de toenmalige Herberg de Prickboom (zie ook verder in deze aflevering).

Vandaag staat Voeders Hillewaere waar in 1686 de Smidse stond. Thomas le Crois pachtte nog een stuk land aan de Steenstraete samen met Philip Forrez, de brouwer die later in deze aflevering aan bod komt, en verder nog een ander perceel met hofstede erop aan de hoek van de Steenstraete met de Stockstraete (vandaag heet deze laatste daar de Predikboomstraat). We mogen wel veronderstellen dat hij de Smidse op perceel N°170 uitbaatte, naast zijn gewone landbouwwerk. Alles samen pachtte hij bijna 3 ha land, waarvan een kleine ha in verdeeldheid met Philip Forrez. Dit laatste zou erop kunnen wijzen dat beiden verwant zijn en deze pacht in onverdeeldheid bekwamen, maar tot nu is daar geen enkel bewijs voor gevonden. Uiteraard kenden ze mekaar wel goed, wat ze waren buurman van elkaar.

In 1682 was Thomas de la Croix in Oudekapelle gehuwd met Petronella Verelst. Beiden zijn ook uit Oudekapelle afkomstig. Ze hadden zich dus kort erop in Klerken gevestigd, en kregen er tussen 1682 en 1690 zes kinderen. Petronilla Verhelst, echtgenote van Thomas Delcroix overlijdt in 1691 en wordt met een dienst van drie lezingen begraven. In 1705 huwt Thomas Delcroix alsnog een tweede keer, met Maria De Smedt, weduwe met wellicht zeven kinderen van Joannes de Brauwere. Thomas Lacroix overlijdt in 1718; Maria De Smedt in 1721.

In 1686 woont Thomas le Crois samen met zijn echtgenote en misschien wel drie kinderen. Van geen enkel van zijn zes kinderen is enige verdere afstamming bekend. Van de zeven kinderen van Maria De Smedt zijn er twee gehuwd, waarvan een paar met afstamming in Klerken.

Een volgende familiegroep zijn de afstammelingen van Petrus de Deckere, de oude, en van Joanna Lokere. Petrus de Deckere, de oude was in 1640 en 1645 present met roer, pycke ende cappere bij de Wapenschouwing der Weerbare Mannen in Klerken. Dit echtpaar was wellicht al rond 1630 gehuwd en was, althans volgens de gegevens in de Parochieregisters, van hoog aanzien in Klerken. Beiden waren vele malen doopheffer of huwelijksgetuige, ook voor niet-verwanten. Toen ze overleden in 1675 resp. 1681, werden ze begraven met de hoogste dienst van negen lezingen. Hun (minstens) zes kinderen waren allen vóór 1653 geboren, aanvang van het oudste overgebleven Parochieregister van Klerken Sint-Laurentiuskerk. Het is onduidelijk waar deze familie vandaan komt, maar er zijn al naamgenoten in Klerken in de jaren 1570, en in Zarren omtrent 1620.

Kinderen van Petrus de Deckere, de oude, en van Joanna Lokere

In aflevering 1 kwam al hun (oudste?) dochter Joanna de Decker aan bod die gehuwd was met o.a. de hoofdman Jan Osten, met wie ze samen een groot landbouwbedrijf uitbaatte.

Er was ook een dochter Francisca Dedecker, die na 1662 niet meer wordt vermeld en in 1686 wellicht al overleden was.

De oudste zoon was waarschijnlijk Petrus de Decker, de jonge. We zagen in aflevering 6 ook al een Petrus de Decker gehuwd met Clara van Raes, maar deze kan onmogelijk bij deze familie horen, want hij heeft kinderen in Klerken in dezelfde jaren als zijn naamgenoot Petrus de Deckere (de jonge) die gehuwd is met Anna Vermote. Deze laatste Petrus de Decker is wel degelijk de zoon van Petrus de Decker, de oude, en Joanna Lokere, zoals blijkt uit doophefferverbanden en uit de Wezerijakten. De eerste Petrus de Decker had een broer of vader in Hooglede.

In tegenstelling tot wat in aflevering 6 eerder werd aangegeven[1] is het hoogstwaarschijnlijk deze Pieter Dedecker, de jonge die in 1686 met Anna Vermote woont op perceel N°445 richting Hoogkwartier/Houthulst (dit perceel stemt overeen met huidig adres Klerkenstraat 105). Pieter Dedecker, de jonge en Anna Vermote waren omtrent 1660 gehuwd. Ze hadden 16 percelen in pacht, samen circa 16 ha groot; een middelgrote tot grote boer dus. Ze hadden in 1686 zeven kinderen; waarvan minstens drie in leven.

Hun oudste dochter, Petronella de Decker, is al in 1683 gehuwd met Joannes Norreel, zoon van de dan al overleden Maillardus Norreel en Joanna Schil(le)waert (zie ook aflevering 7 voor meer detail). Haar jongere zuster, Veronica Dedecker, huwt omtrent 1700 met Joannes Wibo en gaat in Zarren wonen waar twee kinderen worden geboren. Veronica Dedecker er in 1705 overlijdt. Een jongere broer, Marinus Dedecker, overlijdt in 1695; hij is dan 16 jaar oud. Van de overige vier kinderen is geen afstamming bekend.

Volgende dochter was Egidia Dedeckere die begin jaren 1660 huwde met Guilielmus Depoortere, een boer uit Esen die zelf 2.5 ha land bezit in Klerken, verdeeld over vijf percelen. Het gezin woont in Esen, waar er 10 kinderen worden geboren van 1664 tot 1688, waarvan twee met bekende afstamming. Egidia Dedeckere overlijdt midden jaren 1690, een tiental dagen na haar man. Er staat Egidia Ostens – geen idee waarom, maar ze was wel een een schoonzuster van Jan Osten – , Va. Guilielmus Depoortere (enkel data beschikbaar in de tienjarige tafels).

Hun dochter Egidia Dorothea Depoortere is intussen in 1686 al gehuwd met Joannes Igodt uit Klerken, met wie ze in Esen acht kinderen krijgt, waarvan zeker drie met afstamming. Haar zuster Veronica Depoortere huwt in 1695 met Petrus Deneckere, waarna twee kinderen volgen, één in Esen en één in Bovekerke, waar Veronica Depoortere overlijdt in 1700. Van de overige kinderen is het moeilijk eventuele afstamming te reconstrueren. Voor Esen zijn enkel tienjarige tafels van de Parochieregisters beschikbaar.

Een jongere broer van Egidia Dedeckere is Jacobus Dedeckere die kort voor 1675 huwde met Petronella Reubrecht. Er worden in Klerken vijf kinderen geboren, waarvan vier vóór 1686 (één hiervan was in 1679 al overleden). Petronella Reubrecht was een dochter van Cornelius Reubrecht en Jacoba Devacht, die via Esen en Woumen terug in Klerken waren komen wonen omtrent 1655. Beide ouders waren al overleden; Jacoba Devacht in 1676; Cornelius Reubrecht in 1682.

Het is niet bekend waar het gezin van Jacobus Dedeckere en Petronella Reubrecht in 1686 woonde in Klerken; wellicht ook een inwonende familie op een boerderij. Deze Petronella Reubrecht mag ook niet verward worden met haar naamgenote en hoogstwaarschijnlijk volle nicht, die in 1686 gehuwd was met Jooren de Boo (zie aflevering 6). Jacobus Dedeckere overlijdt in 1691. Petronella Reubrecht huwt niet opnieuw; ze overlijdt in 1705.

Slechts van één kind van Jacobus Dedeckere en Petronella Reubrecht is afstamming bekend: Maria Dedeckere was de derde echtgenote van Balthasar Noë, de jonge (zie aflevering 4 voor meer detail).

Tenslotte is er nog Frederijck Dedecker die kort na 1675 was gehuwd met Maria Tonneeuw (plaats onbekend). Dit paar kreeg acht kinderen waarvan minstens twee met afstamming. Frederijck Dedecker woont in 1686 met zijn echtgenote Maria Tonneeuw en wellicht zes kinderen, zeker één ervan in leven, op perceel N°77. Er staan op de hofplecke o.a. huijsijnghe ende stallijnghe, en er is ook een boomgaert. Ook dit gezin hoort bij de grote boeren van Klerken met ruim 20 ha land in gebruik, verdeeld over 23 gepachte percelen, inbegrepen een perceel (N°75) met middenin een waterput. Perceel N°77, en de ernaast liggende percelen vinden we iets ten zuiden van Klerken Centrum met de toenmalige en ook huidige Stokstraat ten oosten, en Woumen ten westen ervan (dit alles in de buurt van de huidige Kerelstraat). De hoeve ligt wat van de straat weg met een uitweg ernaartoe. Het grootste deel van de gepachte percelen liggen verdeeld over Houck 4 aan de overkant (ten oosten) van de Stokstraat; daar zitten diverse stukjes bos bij, maar het meeste is land(bouwgrond) en wat meers.

Tot zover de familie Dedecker met heel wat grote landbouwbedrijvigheid in Klerken zowel als Esen.

En nu onze volle aandacht voor een andere nijverheid: de brouwerij.

In Klerken zijn er in 1686 twee brouwerijen actief:

– Op perceel N°441 staat een brouwerij “van ouden tijden ghenaempt de Blaeuwerie”. Eigenaar is Pieter de Muelenaere, in naam van zijn echtgenote, Jacoba Syx, en haar kinderen uit haar eerste huwelijk met Guido Contant.

– Op perceel N°390 staat een brouwerij “ghenaempt den Prickboom”. Pachter en uitbater is Philips Forret die het jaar ervoor, in 1685, was gehuwd met Anna Maria Sturf.

Er waren ook nog twee hofsteden met de naam “de groote brasserie” (perceel N°1007, gepacht door Lieven de Meyere), en “de kleene brasserie” (perceel N°371 gepacht door Pieter van Scheinghel) maar daar werd, ondanks de naam, volgens het Terrier van 1686 en latere Ommestellingen geen bier gebrouwen. We beperken ons tot de eerste twee brouwerijen en de bijbehorende families.

Intermezzo: de landelijke brouwerij in 1600-1700

Bron o.a. Geschiedenis van de Dorst – Twintig eeuwen drinken in de Lage Landen, Prof. Dr. Raymond van Uytven, gepubliceerd in 2007 bij Uitgeverij Davidsfonds

Bier brouwen is niet nieuw, er wordt met zekerheid al sinds meer dan 6000 jaar gebrouwen. Ook in deze streken was bier al enkele duizenden jaren beschikbaar als alternatief voor water, dat zelden als voldoende veilig werd beschouwd. In het westen van Vlaanderen werd in de Romeinse tijd en de duizend jaar erna wijn op kleine schaal geteeld. Maar wijngaarden waren al grotendeels in de 14de eeuw uit de streek verdwenen. Een gebrekkige kwaliteit was daar maar een van de vele oorzaken van. In de stad was wijn wel een belangrijk product, zeker voor de hogere klassen en handelaars. Maar bier was er evenzeer beschikbaar en in de 14de15de eeuw geëvolueerd van haver- en gruitbier naar gehopt tarwe- en gerstbier. De stedelijke brouwerijen uit die en latere periodes zijn goed gedocumenteerd, want er werd op bier net zoals op elk succesvol product belasting geheven door de overheid: accijnzen, tol op transport, rechtstreekse heffingen namen allen hun deel. Ook werden, zodra gehopte bieren midden de 15de eeuw ook hier echt succesvol werden, de taksen op gruut prompt vervangen door taksen op de gebruikte hop.

Landelijke brouwerijen ontsnapten aan de stedelijke brouwerijvoorschriften, en konden beter allerhande heffingen ontwijken. Ze hadden als bijkomend voordeel dat grondstoffen en de benodigde brandstof vaak lokaal aanwezig was. Om al deze redenen zagen stedelijke brouwers ongaarne leveringen van collega’s op het platteland. Maar plattelandsbrouwerijen lagen ook dikwijls niet echt dicht bij de stad, wat verkoop in de stad van landelijk geproduceerd bier moeilijker maakte; transport over land was immers al eeuwen een pijnpunt voor de handel. Landelijke brouwerijen produceerden dus vooral voor lokaal verbruik.

Hoewel gebruikte hoeveelheden moeilijk te bepalen zijn, zeker voor het platteland, was de consumptie toch belangrijk. Productie en verbruik waren tijdens en na de problemen van eind 16de eeuw ingestort, maar klommen tijdens de 17de eeuw terug. Een hoofdelijk verbruik van 250 tot 410 liter per jaar, dus van 0.7 tot 1.1 liter per persoon en per dag is vastgesteld voor steden in Vlaanderen en Brabant in de 17de eeuw. We mogen aannemen dat op het platteland tot eenzelfde volume bier per persoon beschikbaar was. Er gingen dan ook vaak even grote hoeveelheden tarwe, gerst of rogge naar bierproductie als naar broodconsumptie. Bier was “vloeibaar volksvoedsel”, zoals een toenmalige belastingambtenaar in Kust-Vlaanderen getuigde: “le peuple (…) boit de la bière comme il mange du pain”. Met de toenemende problemen en enkele misoogsten naar het einde van de 17de eeuw was beschikbaarheid en dus ook consumptie over het algemeen wel dalend (tot 0.4-0.6 liter per persoon en per dag).

In Klerken zien we in 1686 dus twee brouwerijen voor ongeveer 170-180 woningen (wat zou overeenstemmen met 800-900 inwoners). Dit is helemaal niet veel als we vergelijken met bekende data voor bvb. Brabant waar dorpen met 25-120 huizen in 1705 1-3 brouwerijen hadden. Of ze ook effectief ongeveer 400 liter per dag konden produceren zullen we wel nooit weten. En of dit grote bieren waren (met meer dan 5% alcohol), of kleine bieren (met minder dan 2-3% alcohol) blijft ook een raadsel. Wel weten we dat er in 1720 nog steeds brouwerijen werden getaxeerd als brouwerij; eentje ook als stokerij. Maar dat waren intussen (minstens deels) andere huizen.

Brouwer, Caspar Luyken, naar Jan Luyken, 1694 (Rijksmuseum, Amsterdam)

Eigenaar van brouwerij “de Blaeuwerie” is dus Pieter de Muelenaere, afkomstig uit Rozebeke, in naam van zijn echtgenote, Jacoba Syx, en haar kinderen uit haar eerste huwelijk met Guido Contant. Guido Contant was in 1678 overleden. Verschillende kinderen van Guido Contant uit zijn eerste huwelijk met Maria Clarebout, en uit zijn tweede huwelijk met Jacoba Syx, kwamen al eerder aan bod in afleveringen 1, 5 en 7; ze waren in 1686 nog met zeven van de acht in leven, waarvan vier al gehuwd.

We mogen, ervan uit gaan dat Guido Contant, geboren in Woumen in 1621, sinds zijn eerste huwelijk met Maria Clarebout rond 1650, of sinds zijn tweede huwelijk met Jaecquemijncken Chys in 1655, tot zijn overlijden in 1678 eigenaar en uitbater was van de brouwerij “ghenaempt de Blaeuwerie” en zelf of via zijn echtgenote dit perceel en nog 14 andere percelen in eigendom had, en daarnaast in totaal ook 14 (deels andere) percelen gebruikte of pachtte. Dit werd na het huwelijk van zijn weduwe allemaal uitgebaat door de wellicht veel jongere nieuwe echtgenoot Pieter de Muelenaere.

Het bezit van Jacoba Syx en de kinderen van Guido Contant was alles bijeengenomen bijna 17 ha groot, waarvan het meeste landbouwgrond, inclusief een tweede hofstede (gelegen op perceel N°967). Deze hofstede werd verpacht aan Eloy Vermeersch die later aan bod komt. Maar er was ook bijna 3 ha bos bij, gelegen in de buurt van het latere Hoogkwartier. Dit kon bvb. gebruikt worden als opbrengstbos dat brandhout leverde voor de brouwerij. Het effectief gebruikte/gepachte land was ruim 23 ha groot, een grote boerderij dus. De landerijen lagen wel zeer verspreid over zowel Klerken Centrum, en het latere Terrest en Hoogkwartier. Deel van het land in eigendom werd ook aan andere landbouwers verpacht. Wellicht teelden ze daar o.a. (winter)gerst, tarwe, of haver  voor de bierproductie in de brouwerij.

Perceel N°441 met de brouwerij was gelegen ten oosten van Klerken centrum naast de toenmalige Slijpstraete. Daar staan op de Ferrariskaart uit 1774 een verzameling gebouwen; op de Poppkaart uit 1846 stemt dit overeen met de percelen 277, 278 en 279, samen 1.1 ha, wat precies overeenstemt met de 2 gemeten 1 lijn en 69 roeden gemeten in 1686. In 1846 staan nog enkel wat gebouwtjes op de zuidelijke hoek van deze percelen. Vandaag is dit Holleweg 6, en staat daar enkel een kapelletje en een schuur; de bijbehorende hoeve zelf ligt op het perceel erachter.

Het perceel N°442 aan de oostzijde van de brouwerij, waar ook al in 1686 een hofstede op staat werd toen gepacht door Maillaert Beauprez die zelf een eind verder woonde op perceel N°542 (zie ook aflevering 6). Het lijkt er op dat deze hofstede ook gebruikt werd door de brouwersfamilie. Waar men het nodig water voor het brouwen vandaan haalde is onduidelijk, maar dit was een kleine, landelijke brouwerij die hooguit voor lokale consumptie produceerde. De ligging van perceel N°441 is ook ietwat in een laagte, wat grondwater makkelijker toegankelijk maakt.

In 1686 woont op perceel N°441 het gezin van Pieter de Muelenaere en Jacoba Syx, met drie of vier van haar zes kinderen uit haar eerdere huwelijk met Guido Contant. Zelf had het paar geen kinderen. Jacoba Syx was begin jaren 1670 waarschijnlijk al 50 jaar oud. Jacoba Syx overleed tussen 1690 en 1705. In 1706 huwt Pieter de Muelenaere een tweede keer, nu met Maria Magdalena Molein, de 36-jarige weduwe uit het tweede huwelijk van mijn stamvader Petrus de Brune, die zelf in januari 1706 was overleden (zie ook aflevering 3). Nu wordt Pieter de Muelenaere in 1707 wel vader van een dochter, maar dit was “postuum” want hij overleed al eind 1706. Vóór haar overlijden in 1742 huwde Maria Magdalena Molein nog zeker twee keer: (3) in 1716 met de weduwnaar Jacobus Dewilde, en (4) in 1738 met Martinus Mortier.

Kinderen van Guido Contant uit zijn eerste huwelijk met Maria Clarebout, en uit zijn tweede huwelijk met Jacoba Syx, en van Pieter de Muelenaere uit zijn huwelijk met Maria Magdalena Molein

Oudste dochter van Maria Clarebout was Petronilla Contant, gehuwd met Anthonius Ghyselen (zie aflevering 2 voor meer detail). Haar zuster (Joanna) Clara Contant was gehuwd met Joannes Schipman en kreeg in 1697 een zoon Joannes Marcellus Schipman, met een aangetrouwde oom Martinus Deramaudt, en Petronilla Contant Va. Anthonius Ghyselen, als doopheffers. Van dit gezin is verder niks meer bekend.

Oudste dochter van Jacoba Syx was Jacoba Contant, geboren in 1656. Jacoba Contant overleed jong; in 1662 was er nog een zuster met dezelfde voornaam.

Tweede dochter, Catharina Contant, huwde begin jaren 1680 met Jacobus Verduyn. Ze kregen negen kinderen (twee vóór 1687), waarvan zes met afstamming. In 1686 pachtte Jacques Verduyn het perceel N°331 van zijn moeder Joanna Wackenier, Va. Marinus Verduyn die in 1678 was overleden. Jacques Verduyn en Catharina Contant woonden met hun twee oudste kinderen in de hofstede die op dit perceel N°331 stond; zijn moeder Joanna Wackenier woonde wellicht op hetzelfde adres. Al haar kinderen waren in Klerken geboren; dit is het enige van hun percelen met een hofstede erop.

De weduwe van Marinus Verduyn bezat niet alleen 12 percelen land en bos in Klerken (één perceel in mede-eigendom met de kinderen), maar had ook nog bezittingen in Esen, Zarren en misschien nog meer. Jacques Verduyn pachtte perceel N°331 van zijn moeder, maar ook nog een perceel links en rechts ervan, en nog drie andere percelen in de buurt; alles samen ruim 6 ha. Deze percelen zijn allemaal gelegen in de buurt van de Stokstraat en het Drabbelstraatje (vandaag is dit het noordelijk gericht zijstraatje van de Torhoutstraat dat nu eindigt bij Torhoutstraat 5A en 5B, maar in 1686 liep dit verder door naar het noorden), behalve perceel N°372 (vandaag Torhoutstraat 9). Dit perceel N°372 en een deel van de andere percelen waren (deels) bebost.

Zes van de negen kinderen van Jacques Verduyn en Catharina Contant zijn later gehuwd, waarvan vier met verdere afstamming. Twee van hen woonden in Zarren; de anderen bleven in Klerken wonen. Jacques Verduyn overlijdt in 1718 of 1721; er zijn enkel tafels beschikbaar voor die periode en er overlijden dan twee Jacobus Verduyn, wellicht de vader en de zoon. Catharina Contant overleed in ieder geval als weduwe, in 1728.

Derde dochter Jacoba Magdalena Contant huwde ook begin jaren 1680, met Joannes Baptista Vermeersch. In 1686 woont Jan Baptist Vermeersch met echtgenote Jacoba Magdalena Contant en misschien al hun twee oudste kinderen op perceel N°174 waar naast een boomgaerdeken en een meersch ook een hofstede plecke is waer huijsijnghe op staet. Jan Baptiste Vermeersch beheert een middelgroot landbouwbedrijf met in totaal 12 ha land en meers in pacht, verdeeld over 9 percelen. Deze zijn allemaal gelegen in het noorden van Klerken tussen de toenmalige Stokstraat (vandaag Predikboomstraat) en toenmalige Slijpstraat (vandaag Holleweg en aansluitend een stuk Esenstraat), en de Steenstraat. Perceel N°174 is wellicht hetzelfde als de hoeve met singelgracht op de Ferrariskaart uit 1774, vandaag overeenstemmend met Predikboomstraat 21 (zie ook figuur in het eerste deel van deze aflevering). Hij was de enige pachter van de 9 percelen in de parochie Klerken, die eigendom waren van de Grooten Heijlighen Geest binnen Dixmude, de toenmalige Dis van Diksmuide.

Joannes Baptista Vermeersch overlijdt in 1687, een tiental dagen na de geboorte van zijn derde dochter; hij werd met een dienst van zes lezingen begraven. Jacoba Magdalena Contant huwt begin 1688 opnieuw, met Petrus de Beselaere en er volgen nog een zoon en een dochter, de laatste postuum geboren, acht maanden na het overlijden van Petrus de Becelaere op Kerstmis 1690; hij werd met een dienst van drie lezingen begraven. Vermoedelijk overleden alle vijf kinderen van Jacoba Magdalena Contant vrij jong; er is in ieder geval geen verdere afstamming bekend. Jacoba Magdalena Contant zelf overlijdt in 1694, en wordt ook met een dienst van drie lezingen begraven.

Vierde dochter Maria Contant huwt in 1685 met haar achterneef (een generatie verschil) Cornelis Cheys, zoon van Cornelius Seys en Judoca Laleman. Zoals eerder besproken in aflevering 5, woonden Cornelius Seys en Maria Contant in 1686 mogelijks nog op perceel N°871, maar waarschijnlijker is dat hij op perceel N°494 woont. De 17 percelen die hij pacht, samen 12 ha land en meers, liggen allemaal in Houck 5 ten oosten van Klerken centrum richting de parochiegrens met Esen en Zarren (huidig adres: Zarrenstraat 6-8).

Hun eerste en enige kind wordt geboren eind februari 1687. Maria Contant zelf overlijdt anderhalve maand later. Ze wordt begraven met een dienst van zes lezingen. Haar zoontje Cornelius Seys krijgt als voogden de ooms Jacques Verduyn en Maximiliaen Seys. Van dit kind is verder geen afstamming bekend. In 1688 huwt Cornelis Seys opnieuw met Jacoba Demeyere, dochter van Nicolaus Demeyere en Jacoba Rodts. Er volgen zes kinderen waarvan twee met verdere afstamming; één van die twee families gaat in Esen wonen. Jacoba Demeyere overlijdt in 1706, en wordt met een dienst van zes lezingen begraven. Cornelis Seys overlijdt in 1716.

Vijfde dochter Cecilia Contant was in 1667 in Diksmuide geboren. In 1687 was ze verloofd met Martinus Desramaut. Er volgde geen huwelijk, want Cecilia Contant overleed plotseling, blijkbaar kort voor haar geplande huwelijk. Ze werd met een dienst van zes lezingen begraven.

Zesde en laatste dochter van Guido Contant en Jacoba Syx was Francisca Contant die in voorjaar 1688 huwde met Martinus Desramaut, de verloofde van haar overleden zuster Cecilia Contant. Er volgden vijf kinderen, waarvan één met verdere afstamming, maar in 1702 overleed Martinus de Ramaudt. Hij werd begraven met een dienst van drie lezingen. Francisca Contant huwde opnieuw in 1710 met de 76-jarige timmerman Joannes van Overbeke, weduwnaar van Anna van Isacker, bij wie hij in 1669 al een zoon had gekregen. Ruim 40 jaar later was hij nog viriel genoeg om nog drie kinderen te verwekken (één met verdere afstamming), vooraleer hij in 1721 overleed; hij zou 87 jaar oud zijn geworden. Ook Francisca Contant bereikte een gezegende leeftijd. Ze was 78 jaar toen ze in 1749 overleed. Ze staat wel niet in de Telling van maart 1748, maar daar ontbreken nog wel meer van de toenmalige bewoners.

Ligging van de Predikboom in Klerken

Intermezzo: de Preekboom ofte Predikboom

Er zijn meerdere mogelijke betekenissen voor het toponiem “Predikboom”. Een preekboom of evangelieboom werd al in de middeleeuwen aangewezen om er in de vastentijd te preken. Maar dit toponiem is wellicht recenter van oorsprong. Hier zou het kunnen verwijzen naar de periode toen de Hagepreken werden gehouden. Dit was ruim 100 jaar eerder dan het Terrier van 1686, met name in de periode 1560-1580, wanneer de gereformeerde godsdienst er werd gepredikt. Dit gebeurde illegaal bij voorkeur te lande, weg van de toeziende kerkelijke en wereldlijke overheid. De Predikboom in Klerken komt hier zeker voor in aanmerking.

Tweede brouwer in Klerken in 1686 was Philip Forrez die de herberg en brouwerij “de Predickboom”, gelegen op perceel N°390 uitbaatte. Dit perceel is eenvoudig terug te vinden, want het is het startpunt van Houck 5 in het Terrier van 1686. De herberghe, huijsijnghe ende brouwerije liggen op de hoek van de toenmalige Slijpstraete en de Steenstraete (vandaag is dit adres Esenstraat 21).

Of de herberg er nog stond in 1915 is niet duidelijk, maar op slechts enkele honderden meter ervan, op de Steenstraat, werd toen door de Duitse bezetter het 38-cm-superkanon, type Lange Max, opgesteld waarmee de Duitse troepen de Westhoek, Duinkerke en Poperinge beschoten. In augustus 1915 werd dit kanon en wellicht ook wat er nog stond in de nabije omgeving verwoest. Vandaag is er nog steeds de fundering van dit kanon te zien. Na de Grote Oorlog was er wel nog een herberg tot circa 1974. Vandaag staat er een woonhuis met erf.

In 1686 was de herbergier/brouwer Philip Forrez. Hij was misschien afkomstig uit Esen, maar had waarschijnlijk ook enkele zusters, en mogelijk een broer die in Klerken of Woumen woonden in de periode 1660-1670. Philip Forrez was in 1685 in Klerken gehuwd met Anna Maria Sturf dochter van Joannes Sturf en Anna Swals uit Bovekerke. In 1686 wonen Philip Forrez en Anna Maria Sturf met hun pasgeboren zoontje in de Predickboom op perceel N°390. Er worden de volgende 15 jaar in totaal 10 kinderen geboren in Klerken. Rond 1700 was de familie verhuisd naar Esen, en dus weg uit de Predickboom. Er werden nog drie kinderen geboren in Esen. Van de dertien kinderen van Philip Forrez en Anna Maria Sturf zijn er minstens twee gehuwd in Esen, maar wellicht nog meer (akten van Esen zijn met enkel tienjarige tafels een moeilijke bron) . Anna Sturf overleed in Esen in 1720; Philippus Forret in 1729.

In 1686 pacht Philips Forrez naast de herberg zelf nog een klein stukje meers (minder dan 100 m²) en nog wat land verderop; alles bijeen niet meer dan een paar ha. Samen met Thomas le Crois pachtte hij van Melchior Blanckaert ook het perceel N°162 (een kleine ha in total). Philips Forrez pachtte het zuidelijke deel, waarop een Hofstede met boomgaard stond (vandaag is dat Predikboolmstraat 25). Het is onduidelijk wie op dit perceel N°162 woonde. Thomas la Croix pachtte het noordelijke stuk (vandaag is dit Steenstraat 32). Zoals eerder besproken in deze aflevering was Thomas le Crois de smid die schuin over herberg de Predickboom woonde op perceel N°169. Philip Forrez en Anna Maria Sturf waren ook elk doopheffer van een van de kinderen van Thomas dela Croix en Petronella Verhelst.

In 1693 betaalde Phlips Forret nog tienden wellicht berekend op basis van zijn eerdere brouw- en herbergactiviteit. Hij betaalde 33 ponden groot, het equivalent van 2 gemeten land. Maar hij stond toeal nniet meer bij de brouwers en venters; de toenmalige brouwers betaalden 32 pond of de helft, wellicht naargelang hun geraamde omzet. In 1699 staat hij helemaal niet meer in de Parochierekeningen in Klerken.

Het is tot zover onduidelijk wie de volgende bewoner of uitbater van herberg en/of brouwerij “de Predickboom” was, maar dit zou ofwel Jacobus Barbier kunnen zijn, de zoon van Antheunis Barbier (zie ook aflevering 2), die in 1699 met Anna Maria Ameeus was gehuwd, de dochter van Andries Ameeus die in 1696 ook als brouwer in de parochierekeningen staat (zie ook voor meer detail in aflevering 1). In 1702 was Philipus Forrez in ieder geval doopheffer bij het doopsel van een dochter van dit paar. Jacobus Barbier was ook in 1719-20 volgens de Rolle van Ommestellijnghe zowel brauwer en herbergier ter Plaetse.

Om deze aflevering af te sluiten bespreken we nog de familie van Louys Depaepe. Petronelle Heyse, ook wel Peryne (H)eynse, was in 1686 de weduwe van Lowys Depaepe; zij was zijn tweede echtgenote waarmee hij in 1655 was gehuwd een viertal maanden na het overlijden van zijn eerste echtgenote Franchijne Pletsue. De weduwe Louys Depaepe woonde in een huijseken gelegen op perceel N°457, dat ze pachtte van haar schoonvader of diens zoon Gaspar de Pape; of was deze Gaspar de Pape een stiefzoon? Ze pachtte ook nog een stukje land er net naast (perceel N°456), en had hiermee ongeveer 0.4 ha. Vandaag is van dat huiseken niks meer terug te vinden op het overeenstemmende perceel gelegen aan de Zarrenstraat 6, waar het nu een klein stukje is midden een veel groter landbouwperceel. Deze percelen liggen ook dicht bij de toenmalige uitweg naar Esen waar het gezin ook de meeste interactie mee had.

Samen met Louys de Pape had Petronelle Heyse vier kinderen geboren tussen 1658 en 1668; kinderen uit zijn eerste huwelijk zijn tot zover niet geïdentificeerd. Het is onduidelijk hoeveel van die kinderen in 1686 nog thuis woonden; maar dat waren er wellicht geen, of hooguit twee. Ze waren toen, voor zover nog in leven, allen meer dan 18 jaar oud en wellicht al als boerenknecht of meid aan de slag. Drie (of twee?) kinderen huwen in 1687, 1689 en enkele jaren later, allen in Esen. Hun verdere afstamming is niet bekend. Zoon Marinus de Paepe die in 1687 in Esen huwt met Catharina Moors, overlijdt minder dan een jaar later in Klerken en wordt er in maart 1688 met een dienst van drie lezingen begraven. Het is niet bekend wanneer Petronilla Heyse overlijdt.

Tussenconclusie

De tussenstand in de “Bevolkingsreconstructie Klerken 1686” is 174 volwassenen, en minstens 146 tot hoogstens 334 kinderen, dus bij ruwe benadering 410-420 inwoners geïdentificeerd. We zijn hiermee wellicht halfweg de reconstructie. Volgende aflevering gaan we verder met familienamen beginnend met de letter D.

Disclaimer: dit is een werkversie; de uiteindelijke versie zal, waar nodig, worden verbeterd en uitgebreid, o.a. met familieoverzichten en een volledige index . Dit werk wordt later in zijn geheel gepubliceerd.


[1] In aflevering 6 wordt zijn naamgenoot Petrus de Decker beschreven die met Clara van Raes  was gehuwd; deze was waarschijnlijk uit Hooglede afkomstig. De foute perceeltoewijzing is daar intussen gecorrigeerd


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s