We gaan verder met de gezinnen die we via het Terrier van de Prochie van Clercken 1686 kunnen identificeren. We hebben nog negen gezinnen te bespreken. Daarna resten enkel personen waarvoor geen bekend of vermoedelijk adres bestaat in 1686, maar die wel sporen nalieten in de toenmalige parochieregisters, parochierekeningen, en allerhande documenten uit die periode.
De families van Egidius Vanneste en Adrianus Dewinne
Gilles Van(h)este, zoon van Simon Vaneste, zou omtrent 1670 in Moorslede gehuwd zijn met Catharina Ghequiere, dochter van Judocus Ghequiere (per uitzondering wel eens als Rekiere geschreven). Beiden zouden ook uit Moorslede afkomstig zijn; of was het Moorsele? Het paar kreeg in 1673 een dochter en kort erop een zoon Gilles Vaneste, de jonge, beiden wellicht geboren in Zillebeke. Of daar nog meer kinderen volgden is niet bekend, maar begin jaren 1680 verhuisden ze naar Klerken waar we het gezin in 1686 terugvinden in het Terrier.
In 1686 woonde Gillis van Este met zijn echtgenote Catharina Ghequiere, en twee of drie kinderen op perceel N°902. Op perceel N°902 stond een boomgaerdeken ende hofplecke daer de huijsinghe op staet; dit perceel was iets minder dan een ha groot, en lag samen met de aanpalende percelen N°901 en N°903, die hij ook pachtte, ten westen van de toenmalige Bouckhoutstraete met ten westen en zuiden aanpalend bos (vandaag: gelegen ter hoogte van Beukhoutstraat 55). Hij pachtte nog drie kleinere percelen aan de overkant van de Bouckhoutstraete, en had alles bijeen genomen een kleine 4 ha in beheer. Slechts twee van die zes percelen werden op het geheel belast; de rest was deels bos (het lag dicht bij het toenmalige Clijthens bosch), of mindere grond en daarom slechts voor een fractie belast. Op deze grond is vandaag geen spoor van een huis terug te vinden; evenmin zo op de Ferrariskaart uit 1774.


Oudste dochter Maria Catharina Vanheste, geboren in 1673, huwt in 1700 in Klerken met Adriaen (de) Winne (de oude) die geboren was in Roeselare, maar sinds begin jaren 1680 een halve km verder woonde in Klerken (zie hieronder). Het paar krijgt tien kinderen waarvan vier huwen, en minstens twee verdere afstamming hebben. Adriaen Winne, de jonge, overlijdt in 1723, en zijn schoonbroer Gilles Vanheste, de jonge wordt volgens de erop volgende Wezerijakte (RA Brugge 16549/94) een van de voogden van de vijf nog levende kinderen. De weduwe, Cathelyne Vanheste woont in 1748 met één van haar dochters op ruim 3 gemeten land; ze worden geteld bij de sesde classe van cortsitters, cleene ghebruyckers, enz.
Er worden in 1687 en 1691 nog een zoon en een dochter geboren. Twee van de oudere dochters huwden in Klerken. Egidus Vanheste overleed in Klerken in 1709; zijn weduwe Catarina Ghekiere overleed er in 1720.
Deze Adriaen (de) Winne (de jonge) is een zoon van Adriaen Winne (de oude) en Mechtildis de Gryse. Midden 1686, bij het opstellen van het Terrier woont de weduwe van Adriaen Winne, de oude, op perceel N°746 (zie ligging hierboven).
Adrianus Dewinne, de oude, was uit Schellebelle afkomstig, en kort voor 1670 in Roeselare gehuwd met Mechelyne Degryse uit Nieuwkerke. Ze kregen minstens vier kinderen in Roeselare in de jaren 1670. In 1682 vinden we ze terug in Klerken, waar Adriaen Winne getuige is bij het huwelijk van (zijn broer?) Franciscus Winne met Maria Lust. We mogen aannemen dat ze toen al op perceel N°746 woonden dat ze samen met twee ernaast liggende percelen, en nog twee andere percelen pachtten. Adriaen Winne, de oude overlijdt begin juni 1686 kort voor het afsluiten van het Terrier, waar dus enkel zijn weduwe als pachter wordt vermeld.
In 1686 vinden we dus zijn weduwe Mechelyne Degryse met minstens één zoon, Adriaen Winne (de jonge), maar misschien wel vier of meer kinderen in het huis dat op de hofplecke staat, met een boomgaard op het perceel er naast. Dit perceel N°746 ligt ten westen/zuiden van de Slijpstraete (ter hoogte van het huidige Slijpstraat 13). De vijf gepachte percelen zijn samen minder dan 4 ha groot. Ze worden ten volle belast, want het is gewone landbouwgrond. Van de andere Winne, met name Franciscus Winne en Maria Lust is verder niks in Klerken terug te vinden.
Kinderen van Adriaen Winne, de jonge, en Maria Catharina Vanheste
In 1703 wordt een tweede zoon met de voornaam Adrianus geboren; zijn gelijknamige broer uit 1701 is dan blijkbaar overleden. Deze Adriaen Winne huwt in januari 1729 met Maria Catharina Vlamynck, de weduwe met drie in leven zijnde kinderen van Andreas Joannes Lavae. Maar het huwelijk is van zeer korte duur, want Adriaen Winne overlijdt al twee maanden later, en daarop huwt Maria Catharina Vlamynck met Franciscus Constantinus Verbeeke, bij wie ze nog twee kinderen krijgt voor ze in 1733 overlijdt. Franciscus Constantinus Verbeeke zet de huwelijksestafette verder en huwt in 1734 met Maria Francisca Verslype, en er volgen nog zeven kinderen. In 1748 hoort dit gezin bij de besemmaekers.
Veronica Winne, geboren in 1706, huwt in 1734 met Joannes Baptista Lowie, bij wie ze twee kinderen krijgt vóór haar man in 1738 overlijdt. Ze huwt in 1740 opnieuw, met Joannes de Bevere, en er volgt nog een kind. Maar ook echtgenoot twee is kort erop overleden, want in 1748 woont de weduwe Veronica Winne met haar drie kinderen in Klerken. Ze staan bij de 7de Classe Arme Menaghien ende Dischgenoten.
Haar broer Laurentius Jacobus Winne, in Klerken geboren in 1712, huwde in 1740 met Maria Catharina Desot. Dit paar krijgt liefst 12 kinderen, waarvan vier geboren vóór 1748. Twee van deze vier zijn in 1748 nog in leven, en wonen met hun ouders op de boerderij met 12:00:31 gemeten land (ruim 5 ha).
Maria Joanna Winne was in 1713 in Klerken geboren. Ze woont in 1748 nog bij haar moeder, maar huwt alsnog in 1758 met Jacobus Dulster. Ze is dan 44 jaar oud; er volgen geen kinderen.
Jongste overlevende broer is Joannes Baptista Winne, geboren in 1714. Hij overlijdt in 1742, amper 27,5 jaar oud en ongehuwd.
De familie van Parys
Lauwereins van Parys, de jonge, kwam al eerder aan bod (aflevering 4). Hij woonde in 1686 op perceel N°109, met in de buurt ruim 13 ha land, die hij samen pachtte met Marijn van Dorpe, die zelf op het nabijgelegen perceel N°99 woonde, dit alles dicht bij Klerken centrum.
Lauwereins van Parys, de jonge, was de oudste zoon van Lauwereins Vanparijs, de oude. Deze was omtrent 1650 gehuwd met Judoca Clairens/Leclaire en via deze weg verwant aan de familie Leclaire/Declerck waar ook mijn stam-grootvader Joannes de Brune, senior, jubilaris, was aangehuwd. Het is onduidelijk waar de ouders huwden, maar na hun eerstgeborene (met onbekende geboorteplaats), krijgen ze in Klerken vier kinderen in de periode 1656-1659. In september 1660 was Judoca Declerck nog doopheffer/meter van haar neefje Joannes Wybo in Klerken. Ze overleed kort erop, vóór 1664, want toen huwde Laurentius van Parys opnieuw, met Jacoba Legrand, de weduwe met één dochtertje van (1) Petrus Coppez, en met nog één (overleden?) dochtertje van (2) Mattheus Obrechts. Er volgden nog drie kinderen uit haar derde huwelijk.
Met deze namen komen we weer volop terecht in de groep van ingeweken notabele boeren in Klerken in de periode 1650-1680, met herhaalde onderlinge huwelijken: de families Leclaire/Declerck, Legrand/de Grand, Coppez/Coppens, Houvenaeghel, die huwen met families van Peperstraete, Sandtvoerde, van Parys, De Cocq/Cock, Ramault/Ramaut, Wibau/Wybo, en in zekere zin ook de Brune, en in volgende generaties met Blanckaert, Beauprez, de Spot, Verhoest, Vermeulen, Jaecques, en Verslype.
In 1686 is Lauwereins van Parys, de jonge, dus al gehuwd, maar minstens vier van de negen overige kinderen van Lauwereins van Parys, de oude, en Jacoba Legrand, wonen dan nog bij hun ouders in de hoeve die staat op perceel N°602. Lauwereins van Parys, de oude, pacht dit perceel samen met nog acht aanpalende en nabijgelegen percelen, alles samen ruim 6.5 ha land gelegen tussen de toenmalige Slijpstraete en Molenwegh. Vandaag stemt perceel N°602 overeen met Molenweg 10, waar nu de restanten van de Vredesmolen staan. Deze stenen stellingmolen werd pas 80 jaar later, in 1766 gebouwd door Jacobus Ferdinand Denecker, een afstammeling van de familie Costenoble, die ook al eerder aan bod kwam bij de notabele families. Maar in 1686 waren dit dus gewoon negen percelen landbouwland die Lauwereins van Parys, de oude, pachtte van Guillaume Priem, een landeigenaar die niet in Klerken woonde (diens enige percelen in Klerken).



Lauwereins van Parys, de oude overleed in 1688; zijn weduwe Jacoba Legrand overleed in 1691. Beiden kregen een begrafenis met drie lezingen. Zoals eerder besproken, was zijn oudste zoon Lauwereins van Parys, de jonge, al in 1683 gehuwd. Van de twee volgende broers en zuster is geen afstamming bekend.
Andere kinderen van Lauwereins van Parys, de oude en (1) Judoca Clairens/Declerck en (2) Jacoba Legrand, en van Jacoba Legrand en (1) Petrus Coppez/Coppens
Maria van Parys was de jongste dochter bij zijn eerste vrouw Judoca Clairens; ze was in 1659 geboren. Ze huwde omtrent 1687-88 met Jacobus Spot (weduwnaar) uit Schore, bij wie ze vijf kinderen kreeg: eerst twee in Schore; later drie in Koekelare. Maar in 1705 woont het gezin terug in Klerken, waar Maria van Parys overlijdt, en er met een dienst van zes lezingen wordt begraven. Joannes Spot huwt in Klerken in 1706 met Francisca Hemelsoen uit Esen. Er volgt een zoon in 1707, maar in 1708 overlijdt Joannes Spot. Een jaar later ook een van zijn dochters uit het huwelijk met Maria van Parys. Zijn tweede echtgenote huwt nog met Judocus Densaert, maar overlijdt zelf in 1713 in Woumen, waar ze met de laagste dienst wordt begraven. Van geen enkel van de acht kinderen van Joannes Spot is al verdere afstamming bekend.
Jacoba van Parys was de oudste dochter bij Jacoba Legand; ze was in 1665 in Klerken geboren. In 1688 huwt ze in Klerken met Carolus Verhoest, die wellicht uit Gullegem afkomstig was. Het paar krijgt zeven kinderen waarvan minstens twee jong tot zeer jong overlijden. Er is wel verdere afstamming van de oudste zoon, en van de twee jongste kinderen. Haar oudste zoon Petrus Voorhougst/Verhoest huwt begin oktober 1714 met Maria Cornelis uit Esen, die al op de jaarwisseling bevalt van een dochter; de vader overlijdt al enkele maanden later. De weduwe, Maria Cornelis huwt in 1715 met Franciscus Carnier. Er volgt vijf maanden later een dochter, en tien maanden later nog een dochter. Kort erop overlijdt de vader; er is geen verdere afstamming bekend noch van Maria Cornelis, noch van haar drie kinderen. Ook de afstamming van de jongere broer en zuster van Petrus Verhoest zet zich niet verder in Klerken.
Na het overlijden van haar man Carolus Verhoest in Klerken in 1703 wordt deze met een dienst van drie lezingen begraven. In 1707 zijn de vijf minderjarige kinderen erfgenaam bij het overlijden van hun oom Guille Verroest in Zarren. Hun oom materneel Jan Spot en hun oom paterneel Simoen Mulien worden hun voogden (Wezerijakten RA Brugge 16547/114v en 115).
In 1707 is de weduwe Jacoba van Parys wellicht in dienst gegaan bij Jacobus Carniere, weduwnaar van Maria Braem. Ze wordt er zwanger, maar enkele maanden later huwt Jacobus Carniere met Angela Beauprez, een dochter van Maillard Beauprez, de jonge; en ook Angela Beauprez is een maand later in blijde verwachting. Jacoba van Parys beviel in oktober 1707 van een buiten het huwelijk geboren dochter Maria Francisca Carniere. Enkele maanden later, in januari 1708 beviel ook Angela Beauprez van een zoon, Petrus Jacobus Carniere, de halfbroer dus van Maria Francisca Carniere. Wellicht overleed deze Petrus Jacobus Carniere kort daarna. Meer over deze familie Carnier-Beauprez werd eerder besproken (zie aflevering 12).
Haar drie jaar jongere broer Nicodemus van Parys overleed ongehuwd in 1690; hij werd 22 jaar. Hij werd met een dienst van drie lezingen begraven. Van de jongste zuster is geen verdere afstamming bekend.
Joanna Coppez, geboren in 1656 als dochter van Jacoba Legrand, was zoals eerder besproken in 1687 gehuwd met Maillaert Beauprez, zoon van Petrus Beauprez, de oude, en weduwnaar van Joanna de Bois (zie aflevering 6). Van haar zeven jaar jongere halfzuster Jacoba Obrechts is geen verdere afstamming bekend.
Familie Verlinde
Carolus Verlinde huwde in 1673 in Hooglede met Petronilla Vansever. Van 1683 tot 1688 wonen ze in Klerken, waar drie kinderen worden geboren; er volgt nog een dochter in Esen in 1690. Wellicht waren er ook al eerder kinderen geboren, maar die zijn nog niet teruggevonden.
In 1686 pachtte Caerel Verlinde drie percelen gelegen ten zuiden van de Suijt Touroutstraete aan de oostkant van Klerken tegenaan Zarren, met op perceel N°656 sijne hofstede ende boomgaert. Hij woont er met echtgenote Petronilla Vansever en misschien wel twee (of zelfs meer) kinderen. Deze drie percelen waren samen ruim 2 ha groot, en landbouwland; vandaag stemt dit overeen met Torhoutstraat 20. Of hij vanaf 1690 in Esen bleef wonen is onduidelijk. Hij had er wel een zuster, – of was het zijn dochter? – die er in 1695 huwde met Judocus Valentin, weduwnaar van Cecilia Aernouts.


Er is verder geen afstamming bekend noch van de zoon, noch van de drie dochters waarvan doopakten werden teruggevonden. Er zijn evenmin overlijdensakten van de ouders terug te vinden; maar let wel: voor Esen zijn enkel nog indexen beschikbaar van de parochieregisters.
De familie Verslype
Tot zover werd in deze Bevolkingsreconstructie enkel zijdelings over de familie Verslype gesproken (afleveringen 5, en ook 4 en 6). Deze familie heeft nochtans een lange geschiedenis in Klerken van begin jaren 1600. Pas in 1660-80 start de sterke uitbreiding van deze familie. In 1815 leveren de Verslype immers al ruim 3% van de bevolking van Klerken (72 van de ruim 2200 inwoners). De familienaam Verslype is dan slechts iets minder frequent dan de De Bruyne/Debruyne (140, d.i. ruim 6%) en de Beauprez (92, d.i. ruim 4%). In 1686 vinden we enkel twee gezinnen Verslype, maar hun voorouders woonden er toen dus al meer dan 60, misschien meer dan 80 jaar.
Jooris Verslype was eind jaren 1500 gehuwd met Maeyken de Poortere (geen familienaam vermeld maar dit blijkt uit de verdere tekst). Volgens de Wezerijakten (RA Brugge 16532, f° 85) overleden beiden in maart 1626. Er waren twee minderjarige wezen, met name Joannes Verslype (geboren in 1604), en Jooris Verslype (de jonge), geboren in 1606. De wezen hadden ook nog een (oudere) zus Mayken Verslype die gehuwd was met Nicasen De Poortere, die Vrijlaat[1] is in Esen en woont in Klerken. Voogden over de beide jongens worden hun schoonbroer Nicasen De Poortere, en verder Loys De Poortere vermits er geen familie is van de zijde van de moeder (deze Loys De Poortere is eveneens Vrijlaat in Esen). De voogden delen mee dat er niets te erven valt van de ouders. De wezen delen datzelfde jaar wel een mooie som geld van hun overleden neef Cornelis Hollebout. Cornelis Hollebout, keurbroeder van Veurne, was gehuwd met Anthonette Bouden (d.v. Pieter Bouden), en overleed bij de stad Lo in maart 1626. Jan Verslype strijkt zijn deel van de erfenis direct op, terwijl het aandeel van Jooris Verslype voorlopig uitgeleend wordt aan Thomas De Moldere, die gehuwd was met Gillinken Verslype, en woonde in Wilskerke. Het is nog niet duidelijk hoe Gillinken Verslype verwant is aan de Verslype uit Klerken, maar een verband is zeer waarschijnlijk. Maillaert De Moldere, wonend te Slijpe, stelt zich borg over Thomas de Moldere.
Nicasen de Poortere had eerder in 1612 in Esen al een dochter met een Martina. Uit zijn huwelijk in 1614 met Mayken Verslype zijn geen kinderen bekend. Ze overleed blijkbaar enkele jaren later, want in 1622 huwde hij (3) met Maria Oleu bij wie hij voor 1626 nog twee dochters verwekte. Alle kinderen werden in Esen gedoopt.
Het is tot zover onduidelijk of er verdere afstamming was van Jooris Verslype, de jonge. Na 1626 vinden we niks terug in Klerken, of in Esen. Er is in 1612 wel een Georgius Verslype die in Langemark huwt met een Francisca van Ackere, en die samen in Esen in de periode 1619-1629 vier kinderen krijgen: Joannes, Franciscus, Ludovica en Andreas; en misschien nog enkele meer in de periode er net voor of net achter. Maar het tijdsvenster klopt niet; dat is duidelijk een andere familietak dan wat we hier bespreken.
Zijn broer Jan Verslype huwde met Christina Smagghe, en er volgden minstens twee zonen en wellicht ook een of meer dochters, allen waarschijnlijk in Klerken geboren: Georgius Verslype (een nieuwe “de jonge” dus) en Jacobus Verslype, die later “de oude” wordt genoemd; en verder ook Maria Verslype en mogelijk ook een Christina Verslype. Jan Verslype is overleden vóór 1662, want dan is zijn weduwe Christina Smagghe doopmeter van kleinzoon Jacobus Verslype. De twee zonen vinden we ook in 1686 in Klerken terug.
Maria Verslype woont in 1648 in Woumen waar ze dan een buiten het huwelijk geboren dochter krijgt met volgens de aangifte Nicolaus Cornillie als vader. Een paar jaar later, in 1651, huwt ze ook met deze Nicolaus Cornillie en er volgen nog minstens drie kinderen, het jongste postuum geboren midden 1660. Nicolaus Cornillie, alias Wallaert, overlijdt begin dat jaar. Maria Verslype huwt begin juli 1666 met Jacobus Barbery, en enkele weken later bevalt ze van een tweeling. Daarna vinden we enkel nog het overlijden in Klerken in 1680 van Maria Verslype, Fa. Joannes Verslype; ze werd met een dienst van drie lezingen begraven.
Christina Verslype vinden we enkel zijdelings terug via doopakten van o.a. een neefje waar ze doopheffer/meter wordt in 1657 en 1660. Dit is dus een zeer zwak maar mogelijk verband, maar hier verder van weinig belang, vermits er toch geen afstamming van volgt.
Hun broer, Jacques Verslype, de oude dus, huwde in 1661 in Klerken met Christina da Sonevyle uit Woumen, een dochter van Franciscus da Sonnevyle. Franciscus da Sonnevyle woonde in 1640 in Klerken, dit is omtrent het jaar dat Christina da Sonnevyle zou kunnen geboren zijn. Hij was toen aanwezig met pijcke ende capper bij de Waepenschouwijnghe der Weerbare Mannen. In 1645 woonde hij met echtgenote Catharina in Woumen. Daar werd haar broer Franciscus da Soneville geboren. Christina da Sonevyle had voor zover bekend zeven broers en zusters, geboren bij minstens twee echtgenotes van Franciscus da Sonnevyle, met name (1) Catharina, en (2) Anna Bogaerts; de vier kinderen van deze laatste allen geboren in Woumen. Franciscus da Sonnevyle overleed in 1677 in Woumen; Anna Bogaerts in 1667; ze werden er elk met de laagste dienst werden begraven.
Van 1662 tot begin 1686 kregen Jacques Verslype, de oude, en Christina da Sonevyle elf kinderen, allen geboren in Klerken. Van zeven ervan kennen we afstamming. In 1686 woont het gezin van Jacques Verslype en Christina da Sonevyle met minstens zeven, misschien dus zelfs elf kinderen in een huis op perceel N°986. Jacques Verslype pachtte er vijf percelen, samen ruim 2 ha groot. Perceel N°986 en aanpalende percelen lagen iets ten noorden van het toenmalige Busch van Houthulst. Zijn broer Jooris Verslype pachtte zes aanpalende percelen (zie verder). Het lijkt erop dat ze het pachtgoed hebben opsplitst dat eerder door hun ouders werd gebruikt; maar daar is tot zover enkel dit indirect bewijs voor.
De percelen waren hoofdzakelijk landbouwgrond, maar met kleinere stukken bos ernaast, en het Busch van Houthulst ten zuiden ervan; ook met vijvers; dus minderwaardige grond die maar voor 2/3de werd belast. Het perceel liggende naast de zo genaamde Kemmelvijfver werd zelfs slechts voor de helft belast. In 1686 liggen deze percelen ten westen van de Zeughedreve, de hedendaagse Zeggestraat. Perceel N°986 met het huis van Jacques Verslype ligt in de buurt van het huidige Schoolstraat 18-20. In 1798 zijn alle percelen verder opgesplitst; we vinden er dan vooral boskanters en leurders, inbegrepen afstammelingen van deze Verslype, en de buurt is dan al omgedoopt tot Pierkenshoek.




Jacobus Verslype, de oude, overlijdt in 1700. Hij wordt begraven met een dienst van drie lezingen. Het is niet bekend waar en wanneer Christina da Sonevyle overleed.
Kinderen met afstamming van Jacques Verslype, de oude, en Christina da Sonevyle
Na het jong overlijden van de eerste zoon, werd ook hun tweede zoon Jacobus Verslippe genoemd. Hij is geboren in 1664, en werd later Jacobus Verslippe,“de jonge”. in 1687 huwde hij in Klerken met Catarina Herleyn uit Zarren, een dochter van Joannes Herleyn en Catharina Verlie, deze laatste een zuster van Petronella Verlie die in 1674 met mijn stam-vader Petrus de Brune was gehuwd, en die toen ruim een km ten westen hiervan woonde op perceel N°1012 (zie aflevering 3). Jacobus Verslippe, de jonge en Catarina Herleyn kregen daarop vijf kinderen waarvan één met bekende afstamming. Catarina Herleyn overleed in 1700; ze werd met een dienst van drie lezingen begraven. Overlijdensdatum voor Jacobus Verslippe, de jonge, is niet bekend, maar in 1711 was hij nog doopheffer bij het doopsel van een nichtje.
Joannes Verslype was geboren in 1672. In 1697 huwde hij met Susanna Decrooc, een dochter van Walramus Decroix en Susanna Vandenbussche (zie ook aflevering 8), en weduwe met misschien wel vijf kinderen van Petrus Bogaert, die in 1686 op het naburige perceel N°981 woonde (zie ook aflevering 6). Er volgden geen kinderen meer. Joannes Verlsype overleed in 1708 of 1713 (er zijn twee Joannes Verlsype overleden, en voor deze periode zijn alleen tafels beschikbaar met weinig detail). Susanna Decrooc werd 78 jaar en overleed in 1741.
De volgende zoon, Judocus Verslyppe was in 1674 geboren. Hij huwde in oktober 1700 in Woumen met Maria Francica Ooghe, en al in december volgde een eerste kind. Er volgden nog drie kinderen vóór 1712, en in 1718 overleed Maria Francisca Ooghe. Zes maanden later huwt Judocus Verslyppe met Maria Joanna Flamez, ook uit Woumen. Er volgen nog elf kinderen van 1719 tot 1743. In 1748 wonen ze met zes kinderen. Ze zijn bezemmakers en horen bij de 7de colomme van aermen en ook dischgenoten. Ze gebruiken dan 0:1:8 land (ruim 1500 m²). In 1752 en 1756 blijkt Judocus Verslype als bezemmaker te wonen in de intussen verboden halve-mijlszone rond het Vrijbos[2]. Hij bewoont er een huisje op grond van de armendis, en houdt één koe. Maria Joanna Flamez overlijdt in 1757; Judocus Verslyppe wordt 83 jaar en overlijdt in 1758; beiden krijgen een begrafenis met drie lezingen.
De eerste dochter met kinderen is Brigitta Verslyppe geboren in 1676. Brigitta Verslyppe krijgt in 1703 een buiten het huwelijk geboren dochter Brigitta Devisschere met als (bij de bevalling genoemde) vader Philippus Devisschere uit Esen. Deze Philippus Devisschere huwt een maand later in Esen met Jacoba Lagase. Brigitta Verslyppe zelf huwt twee maand na de geboorte van Brigitta Devisschere, met Jacobus Lavae, die de maand ervoor weduwnaar werd van zijn tweede echtgenote Petronella Maria Titgadts. Als weduwnaar had hij misschien wel zes kinderen te onderhouden, en voor Brigitta Verslyppe kon meteen het probleem van het buiten het huwelijk geboren dochtertje worden gefatsoeneerd.
Zoals eerder beschreven (zie aflevering 11) woonde Jacobus Lavae ook in dezelfde buurt wellicht op perceel N°1003-1005. Jacobus Lavae overleed in 1715 in Woumen, waar hij op kosten van de Dis werd begraven. In de periode omstreeks 1749-1756 stond de armendis van Klerken in voor het onderhoud van Bregitta Verslyppe, eene oude ende impotente weduwe. Jacobus Maes werd in deze periode door de Dis vergoed omdat hij haar 8 jaar onderdak verschafte (Rijksarchief Brugge, Archief van het Brugse Vrije, Registers Brugse Vrije, nr. 11817, 11818, 11819 en 11820). In 1756 betaalde de Dis ook voor haar begrafenis. Ze werd 80 jaar oud.
Haar broer Petrus Elias Verslype werd in 1679 geboren. Hij is de oud-overgrootvader van mijn schoonzuster. Petrus Elias Verslype huwde in 1702 in Klerken met Maria Catharina Crabbe, een volle nicht van mijn oud-betovergrootmoeder Alexandrine Crabbe die in 1712 met mijn oud-betovergrootvader Nicolas de Brune huwde. Petrus Elias Verslype en Maria Catharina Crabbe kregen zeven kinderen van 1703 tot 1725. In 1748 horen ze bij de aerme menaghien ende dischgenoten. Ze wonen op een perceel van 1:01:03 gemet groot (ruim 3000 m²) naast hun zoon Niclaus Petrus Verslyppe die kort erop ook als boskanter, bezemmaker, en als delinquent staat geklasseerd. Niclaus Petrus Verslyppe werd illegaal kapper van hout; met een houtvoorraad voor 50 dozijn bezems[2]. Hij bezat één koe, en viel voor zijn onderhoud onder de kerk van Klerken. Petrus Elias Verslype overleed in 1754; hij werd 74 jaar. Maria Catharina Crabbe overleed in 1760, 80 jaar oud. Beiden kregen een begrafenis met drie lezingen.
De volgende zoon was Franciscus Ignatius Verslype, geboren in 1683. Hij werd later ook “de oude” genoemd. Hij huwde in 1706 in Zarren met Susanna Verbrugghe, die volgens een doopakte van een van de kinderen in Zarren zou geboren zijn als buitenechtelijke dochter van Hendricus Verbrugghe uit Nieuwkerke en van (de 16-jarige) Catarine Bateman uit Zarren. Haar doopakte is tot zover nog niet teruggevonden. Hendricus Verbrugghe was toen met Catarina Flamen was gehuwd,
Het paar krijgt acht kinderen, de laatste twee in Zarren geboren na 1726. Al vanaf 1720 kreeg Francois Verslyppe af en toe steun van de armendis van de parochie Klerken, hoofdzakelijk in natura, in de vorm van schenkingen van meel (Rijksarchief Brugge, Archief van het Brugse Vrije, Registers Brugse Vrije, nr. 11809). In 1726 werden ze door het Brugse Vrije voor 6 jaar uit het Brugse Vrije en aanpalende gebieden verbannen. Francois Verslyppe had namelijk hout uit het Houthulstbos gestolen en verkocht[2]. Vanaf dan wonen ze in Zarren, en dat was toen nog altijd het Brugse Vrije. Maar navolging van dit soort vonnis werd blijkbaar niet al te strikt gecontroleerd. In 1748 woont Franciscus Verslype uit Klerken met zijn echtgenote Suzanne Verbrugghe nog steeds in Zarren; ze zijn deel van de 7de colomme van arme personen en dischgenoten. Suzanne Verbrugghe overlijdt kort na de volstelling in april 1748; ze zou 52 jaar geworden zijn, maar in werkelijkheid was ze ouder dan 60 jaar.
Franciscus Ignatius Verslype huwt een jaar later opnieuw in Zarren, met de 40 jaar jongere (Maria) Catharina Nieuwenhuys. Opnieuw volgen er twee kinderen; het tweede overlijdt bij de geboorte, maar wordt alsnog gedoopt. Catharina Nieuwenhuys overlijdt in 1753.
In 1756 woont Francois Verslype samen met Pieter Carnier in een huisje in de verboden zone rond het Vrijbos te Zarren, dus in de buurt van de latere wijk Terrest[2]. Er zijn vijf kinderen; ze houden ook een paard. Beide worden aangeduid als grands délinquants. Francois Verslype had dit huisje al in 1733 gebouwd met hout uit het bos. Het huis werd op bevel van hogerhand in 1758 vernield maar kort daarna verscheen er een nieuw huis met stal (Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, register 665). Franciscus Verslype overleed in 1760; volgens de akte 84 jaar oud, maar dat is een overschatting. Hij werd in werkelijkheid 77 jaar. Hij werd begraven met een gezongen mis, en had daar intussen blijkbaar voldoende fondsen voor verworven.
Zijn jongste zuster Clara Theresia Verslype was in 1686 geboren. Ze huwde in 1707 in Klerken met Petrus Paesschesoone, weduwnaar met drie, misschien zeven in leven zijnde kinderen met Maria Dicx. Er volgden de volgende 15 jaar in Klerken nog acht kinderen uit zijn tweede huwelijk met Clara Theresia Verslype. Maar in 1728 liep het fout. Petrus Paesschesoone gedroeg zich zeer dreigend ten aanzien van een zekere Iwaede te Klerken[2]; dit was waarschijnlijk Joannes Baptista van Iwaede, een van de opkomende notabele boeren in Klerken in die periode. De schepenen van het Brugse Vrije gaven Petrus Paesschesoone hiervoor een scherpe vermaning, en verboden hem tijdens de eerstvolgende drie jaar in de parochie Klerken te komen.
Of het verder uit de hand liep is niet bekend, maar daarna zijn er geen gegevens meer over Petrus Paesschesoone. Hij moet kort erop zijn overleden, want in 1729 al huwt Clara Theresia Verslype met de 70-jarige Joannes Vlaminck, tweevoudig weduwnaar van (1) Catharina Dekemele (ze hadden samen zes kinderen), en (2) Petronilla van Blare uit Esen (ze hadden samen zeven kinderen). Joannes Vlaminck is 78 jaar bij zijn overlijden in 1738. En, dus huwt Clara Theresia Verslype, intussen 52 jaar oud, een derde keer, nu met de 25 jaar jongere Ferdinandus Samon uit Passendale. In 1748 vinden we beiden terug bij de bezemmakers in Klerken, samen met haar jongste zoon Baptiste Paeschesoone. Clara Theresia Verslype overlijdt in 1761, 75 jaar oud. En blijkbaar waren ook hier voldoende middelen beschikbaar voor een begrafenis met plechtige dienst.
Tot zover de afstamming van Jacobus Verslyppe, de oude; we gaan verder met zijn broer Jooris ofte Georgius Verslyppe, die ook al ruim voor 1650 in Klerken zou zijn geboren.
Het lijkt erop dat Joris Verslype iets ouder was dan zijn broer Jacobus Verslyppe, de oude, maar dat is niet direct aantoonbaar. Wel zien we dat in tegenstelling tot de afstamming van zijn broer, zijn afstamming verder gaat in de landbouw, en wellicht hiermee verder bouwt op wat de vorige generatie al realiseerde. Maar misschien was dit enkel het resultaat van iets gerichter huwelijkspolitiek.
In 1659 huwt hij in Klerken met Anna Carre uit Zarren, een dochter van Jan Carre en Susanna le Noire. De ondertrouw heeft een maand eerder in Zarren plaats. Het paar krijgt zeven kinderen in Klerken in de daaropvolgende 20 jaar; twee geboren in de woelige jaren 1670 waar doopakten zeer onvolledig zijn of ontbreken. Anna Carre overlijdt in 1685; ze wordt begraven met een dienst van drie lezingen. Wellicht al in 1686 is Georgius Verslype hertrouwd met Maria Vermeulen uit Klerken, een dochter van Jan Vermeulen, de oude, en Maria Teevele, wiens afstamming al eerder aan bod kwam (zie aflevering 5).
In 1686 woont Georgius Verslype met Maria Vermeulen, en zeker vier, wellicht zes kinderen uit zijn eerste huwelijk in een huis op perceel N°994. Dit perceel, en de vier andere percelen die hij pachtte, liggen ten zuid-westen van het huis van zijn broer Jacobus Verslyppe, de oude, niet ver van de toenmalige Zeughedreve, aanleunend aan de zuidkant tegen het toenmalige Busch van Outhulst, en aan de noordkant tegen de zogenoemde Kemmelvijfver (zie hierboven). Vandaag ligt dit in de buurt van Schoolstraat 44. Alles bijeen pachtte ook hij minder dan 3 ha land.
In 1687 wordt nog een dochtertje geboren, maar Maria Vermeulen, de moeder, overlijdt al enkele maanden later. In 1689 huwt Georgius Verslype dus nog maar eens, nu met Maria de Lokere, origineel afkomstig van Crochte (vandaag in Frans-Vlaanderen), de weduwe van Antonius Cuveele, die begin jaren 1670 in Klerken kwam wonen, en er drie kinderen kreeg met haar eerste man. Antonius Cuveele was al in 1681 overleden. Waar de weduwe Maria de Lokere met haar kinderen woonde in 1686 is onduidelijk. Wellicht woonde ze bij familie in Esen; of gewoon ergens in Klerken.
In 1690 volgde nog een zoon uit haar tweede huwelijk met Georgius Verslype. Maria de Lokere overleed eind 1691 en werd met een dienst van drie lezingen begraven. Georgius Verslype overleed in 1708; hij werd ook met een dienst van drie lezingen begraven.
Er is enkel afstamming bekend van drie kinderen uit zijn eerste huwelijk met Anna Carre.
In 1686 was zijn oudste zoon Joannes Verslype, de jonge, al gehuwd met Catharina Dumeez; het is niet bekend waar zij toen woonden met hun één jaar oude dochtertje. Hij werd zelf landbouwer in Klerken zoals eerder beschreven (zie aflevering 5).
Zijn broer Georgius Verslype, de jonge, huwde omtrent 1690 met Jacoba Ackaert. Er volgen twee kinderen in 1692-93: Georgius Verslippe en Dorothea Verslippe. Verder is van dit gezin in Klerken geen spoor meer.
Hun zuster Isabella Verslype, geboren in 1670, ging blijkbaar aan de slag in Woumen. Ze overleed er ongehuwd in 1692, en werd op kosten van de armendis begraven.
Hun (jongere) zuster Marie Cathelyne Verslype vinden we na 1704 terug in Woumen. Ze is intussen gehuwd met Livinus de Pape. Ze krijgen dan een zoon, Pieter Joannes de Paepe die in 1728 in Woumen minderjarige erfgenaam is bij het overlijden van zijn vader Lieven de Paepe (Staat van Goed N°12733; RAB Brugse Vrije). Kort erop is Marie Cathelyne Verslype opnieuw gehuwd met Joannes van Eeckhoutte. In 1748 is deze al overleden. Dan vinden we zijn weduwe Catherine (Verslype) met haar zoon Pieter de Paepe, en diens echtgenote Rosa Sys, en twee kinderen op een grote hofstede met 35 gemeten land (ruim 15 ha). De weduwe Cathelyne Verslype overlijdt in 1756.
We zien bij deze afstammelingen van Joannes Verslype en Christina Smagghe duidelijk een dubbele evolutie. Kinderen van Jacobus Verslyppe, de oude, wonen en werken in Klerken, en komen in de jaren 1700 voor een groot deel terecht in de boskantersgroep, met de opkomende bezemmakerij gebaseerd op illegaal verworven rijshout uit het Vrijbos. Deze boskantersgroep neemt in de volgende eeuw toe van 10-20% tot 50-60% va de sterk groeiende bevolking. Ondanks de armoede en moeilijke omstandigheden bereiken velen van hen in de achttiende eeuw een voor die tijd hoge leeftijd van 70 jaar of meer. De kinderen van de (oudere?) Jooris Verslype worden eerder landbouwers, al dan niet door huwelijk. We vinden de meest vruchtbare tak terug in Klerken. Maar enkelen gaan na hun huwelijk verder in de landbouw in Woumen, en verder. De afstamming van deze laatsten blijft kleiner, en de familenaam Verslype verdwijnt bij hen deels via de vrouwelijke lijnen.
De familie Vlaemynck
In 1645 is Cornelis Vlaemynck in Klerken present met pijcke ende capper bij de Waepenschouwijnghe der Weerbare Mannen. Begin jaren 1650 huwt hij met Judoca Declerck. Vanaf 1656 tot 1668 krijgen ze zeven kinderen in Klerken, waarvan één jong overlijdt. Cornelius Vlamynck overlijdt in 1685; hij wordt met een dienst van drie lezingen begraven. In 1686 woont zijn weduwe, Judoca Declerck met misschien wel zes of zelfs zeven kinderen in een hofstede gelegen op perceel N°521. Dit pachtten ze samen met zes andere percelen. In totaal hadden ze ruim 5.5 ha in beheer; een middelgrote boerderij dus. Deze hofstede lag ten oosten van de toenmalige Slijpstraete; vandaag stemt dit overeen met Holleweg 4. Dit perceel werd gepacht met een aanpalend perceel, en nog wat percelen aan de overkant van de Slijpstraete, en nog een perceel naast Ter Laene molen, enkele honderden meter meer naar het zuiden. Dit laatste stuk lag ten zuiden van het toenmalige Tentebusch, een klein stukje bos dat binnen de bocht van Ter Laene lag (het latere Ter Smisse).


Judoca Declerck overleed in 1702, waarop ze ook met een dienst van drie lezingen werd begraven. In 1676 beviel haar oudste dochter Petronilla de Vlamynck van een buiten het huwelijk geboren zoon met als vader Pieter Beauprez, de oude, hun buurman (zie ook aflevering 5). Of ze in 1686 nog thuis woonde is twijfelachtig; ze was toen al 30 jaar oud. Het is evenmin duidelijk of die buiten het huwelijk geboren zoon nog in leven was. Misschien werkte ze intussen ergens anders, maar dat is met zo’n courante naam moeilijk te confirmeren.
Haar broer, Joannes Vlamynck, geboren in 1659 was in 1686 nog niet gehuwd. In 1696 huwde hij met Catharina Dekemele. Het paar kreeg zes kinderen waarvan er nog vier in leven waren bij het overlijden van Catharina Dekemele in 1715 (RAB Brugse Vrije Wezerijakten 16548/122). Twee maanden later huwt Joannes Vlamynck (2) met Petronilla van Blare uit Esen, en na zeven kinderen, en haar overlijden (wellicht omtrent 1728), in 1729 (3) met Clara Theresia Verslype, de weduwe van Petrus Paesccheseune, die hiervoor aan bod kwam. Joannes Vlamynck overleed in Klerken in 1738. Van zijn dertien kinderen zijn er drie met bekende afstamming; twee overleden zeker vrij jong; voor de anderen is geen afstamming bekend.
Er is ook geen verdere afstamming bekend van de andere broers en zusters van Petronella en Joannes (de) Vlamynck.
De familie Willaert
De familie Willaert is een moeilijk geval. We weten dat Jan Baptist Willaert in 1686 woonde in een huis op perceel N°857 nabij het toenamlige Gentse leenbos. Dit was zijn enige perceel in Klerken, en ook zijn eigendom. Of hij daar echt woonde is een andere vraag. In de parochieregisters uit die periode in Klerken is slechts uiterst sporadisch sprake van een Willaert. Jan Baptist Willaert uit Zarren wordt een enkele maal vermeld in 1684 als doopheffer, en nog eenmaal in 1683 als getuige bij een huwelijk. En zijdelings wordt hij vernoemd in een andere doopakte uit 1673, maar dan is hij “ex Zarren”, en woonde toen blijkbaar in Zarren.
Verder is er nog een Adriana vande Casteele die in 1687 weduwe is van Jeronymus Willaert, en moeder van drie kinderen. Adriana vande Casteele woont in 1687 volgens de Herbeschrijving van de Bosrand in dezelfde buurt maar op een ander perceel gelegen tegenaan de toenmalige Slijpstraete (vandaag overeenstemmend met Terrestdreef 6). Ze was ook toen al weduwe. Dit echtpaar was van Hooglede en Staden afkomstig, en van de drie bekende kinderen zou er minstens één in Staden geboren zijn. Zowel in Hooglede als Staden woonden toen grote aantallen Willaert/Wullaert wat een volledige analyse moeilijk maakt.




Jeronymus Willaert en Adriana vande Casteele woonden al in Klerken sinds minstens 1663. Laatste vermelding van Jeronymus Willaert in de parochieregisters is in 1672. Hij overleed dus tussen 1673 en 1687, wellicht al voor 1675, jaar waar de beschikbare overlijdensregistraties beginnen. We mogen dus met redelijke zekerheid aannemen dat Adriana vande Casteele, weduwe Jeronymus Willaert ook al in 1686 in dit huis(je) woonde met één of meerdere kinderen. Haar dochter Isabella Willaert huwt (1) in 1690 met Joannes Tevel, en (2) in 1711 met Petrus Laloux zoals eerder beschreven (zie aflevering 12). Van de andere kinderen is geen afstamming geconfirmeerd.
Maar Joannes Baptista Willaert woonde dus iets verder ten westen van de Slijpstraete dichter bij het Gentse Leen-bos, en net ten noorden van het Vrijbos. Zijn perceel had hij in 1698 nog in bezit; het viel toen buiten de percelen die overgedragen werden naar het Bos van Houthulst dat toen beheerd werd door de Franse bezetter. In 1687 was dit ook zo voor het perceel bewoond door Adriana vande Casteele en haar kinderen; in 1698 is het niet helemaal duidelijk, maar het lijkt er wel op dat het in deze (finale?) versie geel werd gekleurd, en dus alsnog bij het bos gevoegd.
Tot zover de Willaert uit Zarren en/of Hooglede/Staden die we in 1686 in Klerken vinden, in de hoek waar later de wijk Terrest ontstaat.
Tenslotte de zeer onfortuinlijke familie Wyprez
Rond 1660 vinden we twee Wyprez in Klerken. Maria Wyprez is al voor 1659 gehuwd met Joachim Jacobus Dubaert/Duvaere. Het paar krijgt drie kinderen in Klerken van 1663 tot 1668. Daarna verdwijnt elk spoor van deze familie. Kort voor 1658 is ook Jacobus Wypree gehuwd met Magdalena Dupois. Van 1658 tot 1665 krijgt dit echtpaar vier kinderen in Klerken, waarvan de oudste vóór 1665 overlijdt, want dan wordt zijn naamgenoot geboren. Jacobus Wypree overlijdt in 1683 en wordt met een dienst van drie lezingen begraven.
In 1686 pacht Magdalena Dupois, de weduwe van Jacques Wyprez, negen percelen, samen net geen 5 ha groot, met op perceel N°173 een dreveken ofte uytwegh sijnen boomgaert ende behuijsde hofstedeken. Of ze er alleen woont met haar jongste zoon, of ook met haar intussen gehuwde kinderen is niet helemaal duidelijk, maar die kinderen wonen in 1686 ook in Klerken. Perceel N°173 en nog vijf aanpalende percelen pacht ze van Heer ende Meester Pieter Bolle, pastor tot Bambeke[3], diens enige eigendommen in Klerken. De overige percelen zijn in pacht van de kerk, en van Seigneur Anchelmus Hilfoort, een van de grotere privé grondbezitters in Klerken in 1686. Alle percelen behalve één, liggen ten oosten van de toenmalige Stockstraete (vandaag is dat stuk van naam veranderd in Predikboomstraat), en ten zuiden van de Steenstraete, met de hofstede op perceel N°173 vandaag overeenstemmend met Predikboomstraat 23. Magdalena Dupois beheerde wellicht samen met haar kinderen het grootste stuk land liggend tegenaan de Steenstraete en de Stockstraete, behalve de hoek zelf waar Melchior Blanckaert, de oude, zoon van Melchior Blanckaert, zijn hofstede had (zie aflevering 2).


Tot zover het goede nieuws dat abrupt ophoudt in 1691-92. De weduwe Magdalena Dupois overleed midden december 1691; ze werd begraven met een dienst van drie lezingen. Zij was het vierde familielid van vijf dat in enkele maanden tijd overleden.
De oudste (tweede) zoon Joannes Baptista Wyprez, geboren in Klerken in 1659, was in 1685 gehuwd met Magdalena Leclaire, een nichtje van mijn stam-grootmoeder Joanna Leclaire, jubilaris, die zelf, voor haar overlijden in 1683, 3 km naar het zuiden woonde op perceel N°1012 tegenaan het Vrijbos, aan het uiteinde van de toenmalige Stockstraete (zie aflevering 3). In 1686 hadden ze een eerste zoontje; er volgde een dochtertje in 1689. Maar toen kwam 1691 en overleed eerst Magdalena Leclaire in oktober, en daarna haar man Joannes Baptista Wyprez begin december 1691, zes dagen voor het overlijden van zijn moeder. Of de kinderen het overleefden is onduidelijk, maar niet erg waarschijnlijk.
Derde zoon, Petrus Wyprez was geboren in Klerken in 1663. Begin 1685 had hij een buiten het huwelijk geboren dochter met als moeder Catharina Ryckiere uit Woumen. Blijkbaar was het kind wat te vroeg geboren; een maand later huwde Petrus Wyprez alsnog met Catharina Ryckiere, en er volgde nog een zoon en een dochter in 1687 en 1689. Maar toen kwam 1691 en Catharina Ryckiere overleed als allereerste van de familie in augustus. De weduwnaar Petrus Wyprez, tenslotte, overleed in januari 1692 als laatste van de vijf overleden volwassen familieleden. Net zoals voor de andere familieleden volgde een begrafenis met drie lezingen. Hij had blijkbaar nog één kind in leven, en de pastoor vermelde op laatste bladzijde van het overlijdensregister: den 25sten januari 1693 (dit moest wellicht 1692 zijn) is besteedt het kindt (onduidelijk welk van de drie) van P(iete)r Wypre van weeg(en)s den Disch van Clercken voor iv(4) jaer aen Jan V(er)slyppe voor de som(me) van 39 guldens ‘sjaers comt in pon(den) par(isis) LXXVIII (78 ponden parisis; 2 gulden was gelijk aan 1 pond parisis). Of dit kind verder overleefde is onduidelijk. In alle tot nu geïndexeerde registers van de wijde omgeving zijn dit de enige Wyprez; deze familienaam is hier blijkbaar uitgestorven.

Tussenbesluit
En dit brengt ons aan het einde van de bekende bewoners van huijsekens en hofstedekens die in 1686 in het Terrier van Klerken terug te vinden zijn. Let wel, in het Terrier van Klerken staan ook nog 17 andere woningen vermeld voor welke het onduidelijk is wie er eventueel woonde; en er was ook nog een vervallen huis.
Intussen hebben we 282 volwassen personen geïdentificeerd samen met zeker 239 kinderen, theoretisch zelfs 540 kinderen in leven in 1686. Het echte aantal in leven zijnde kinderen zullen we wel nooit weten, maar zat ergens tussen die twee uitersten. Als we het gemiddelde optellen van zekere en mogelijke kinderen bij de geïdentificeerde volwassenen, dan komen we op 670 inwoners in totaal.
Wat rest nog: in het Terrier van Klerken 1686 vinden we nog 16 andere pachters, waarvan toen wellicht enkelen ook in Klerken woonden. En er zijn verder nog wat losse families bekend uit parochierekeningen en parochieregisters die er blijkbaar ook woonden, maar tot zover niet aan bod zijn gekomen. Maar het meeste van de toenmalige bevolking is intussen wel aan bod gekomen. Deze twee groepen worden deel van het sluitstuk van deze reconstructie, en komen in een volgende aflevering aan bod.
Disclaimer: dit is een werkversie; de uiteindelijke versie zal, waar nodig, worden verbeterd en uitgebreid, o.a. met familieoverzichten en een volledige index . Dit werk wordt later in zijn geheel gepubliceerd.
[1] Vrijlaat is een als bewoner van het Brugse Vrije geregistreerde persoon. Deze woonde dus in het ommeland buiten Brugge en de steden, waar de Poorters werden geregistreerd. Voor zowel Vrijlaten als Poorters kon wetgeving zowel als rechten en plichten verschillend zijn; Deze termen verdwenen op het einde van het Ancien régime.
[2] Geert Tavernier, 2011: Boskanters uit het Houthulstbos
[3] Petrus Bolle was van 1672 tot zijn overlijden in 1715 pastoor van de Sint-Omaarskerk in Bambeke, het huidige Bambecque bij Saint-Omer in Frans Vlaanderen. Hij ligt er ook in de kerk begraven. Grafsteen te Bambeke: D. O. M. Hier light begraven tot syn verrysenisse Heer en Meester PIETER BOLLE, wylent Pastor van Rexpoede, ontrent de 5 jaer, en van Bambeke den tydt van 43 jaer, overl. den 22 april 1715. Bidt Godt dat hy den joncksten dach met rust en pays verwachten mach. (André Debruyne. Petrus Bolle. In: ODIS. 2020. http://www.odis.be/lnk/PS_154292)