Recent vond ik bij het Rijksarchief in Brugge een brief over een “volksopstand” bij een begrafenis in Klerken in 1750. Een intrigerende titel en slechts twee bladzijden lang. Waar gaat het over?
De Brief i.v.m. het Volksoproer bij een begrafenis in 1750 kan in transcriptie, samen met het originele document digitaal worden gedownload. De transcriptie in de getoonde versie kan nog steeds verbeterd worden. Aanvullingen en verbeteringen zijn welkom en zullen bij latere updates worden toegevoegd.
Op 6 januari 1750 was Joannes Bulcke overleden door “verhanging”. Hij had wellicht zelfmoord gepleegd, maar dat is nog niet uit een tweede bron bevestigd. De overheid had zijn lichaam “gheslaeckt” d.w.z. vrijgegeven, en de pastoor wilde nog diezelfde namiddag overgaan tot de begrafenis. Op de hoek van het kerkhof was al een put gegraven, maar meer gebeurde die dag niet. Integendeel, bij aanvang van de begrafenis protesteerden meer dan 100 landbouwers en andere inwoners van de parochie. Ze eisten dat hij niet op het kerkhof zou begraven worden maar “in de wildernisse”. Kortom, een verhangen persoon was niet welkom op het kerkhof.

De pastoor kreeg dit niet opgelost en ging bij de gezagdrager in Woumen vragen om steun van zijn officieren om dit op te lossen, wat dezelfde dag nog gebeurde. Men probeerde die dag alvast de wagen met de lijkkist te ontzetten; die stond daar in afwachting van de begrafenis. Dit ging niet zonder slag of stoot want de samen drummende massa protesteerde met geweld en riep in koor “smyt al doodt dat van Woumen is“.
De gezagdrager van dienst is de auteur van de brief van 7 januari 1750, die verslag doet van het gebeuren. Hij vermeldt ook enkele van de oproerkraaiers met naam (zie verder). De brief is vlot leesbaar, behalve de handtekening/naam van de ondertekenaar.

Een korte samenvatting: de overledene was Joannes Franciscus Bulcke, een landbouwer die geboren was in Passendale, en die in 1730 in Zarren gehuwd was met Catharina Theresia de Duiver. Het gezin had zes kinderen. Het oudste kind was in Zarren geboren, de andere kinderen in Klerken, waar ze al meer sinds 1734 woonden. In 1748 hadden ze er een bedrijf met meer dan 19 gemet land in uitbating.
Waarom hij zich verhangen had is niet duidelijk. Was hij insolvent geworden? Had hij problemen met Franse troepen die ook in die periode in Klerken actief waren? Waren er problemen met buren landbouwers? Had hij familiale problemen? We weten het niet. Of zijn weduwe Catharina Theresia de Duiver daarna in Klerken bleef evenmin. Ze verhuisde in ieder geval later terug naar haar geboortedorp Zarren, waar ze overleed in 1774; ze werd er begraven met een gezongen dienst.
In de Tafels van de parochieregisters vinden we de begrafenis van Joannes Bulcke terug op 8 januari 1750. De originele akte is jammer genoeg verloren. Het duurde dus nog een paar dagen voor de zaak volledig was opgeklaard.
Bij het oproer vinden we volgende namen van enkele oproerkraaiers:
- Jacob de Backere die in 1748 landbouwer was in Klerken met ruim 25 gemet land in uitbating.
- Carel Donche was in 1748 wever in Klerken.
- Phlipe Thevel was in 1748 werkman in Klerken.
- Jan Baptist de Wulf was in 1748 landbouwer met ruim 14 gemet land in uitbating.
- Joseph Albrecht was de jongste van deze genoemde “leiders” van het oproer. In 1748 was hij nog ongehuwde “hofcnaepe” op de boerderij van Ignatius Verslype, die een boerderij met meer dan 62 gemet land uitbaatte in 1748, en die als notabele landbouwer, wanneer nodig, geld voorschoot aan de parochie en aan de Armendis, waarvan hij zelf in de jaren 1655-56 Dischmeester werd.
- Dhuyvere: dit was waarschijnlijk Josephus de Duyver uit Hooglede die in 1644 in Klerken kwam wonen na zijn eerste huwelijk met Paulina Mylle, Va. Felix de Bruyne. Hij was in die tijd bezemmaker. Hij woonde nog in Klerken in 1770; met zijn tweede echtgenote Helena Tanghe.
- Elias Molleyn was in 1748 herbergier in Klerken; eerder was hij ook bezemmaker.
- Jan Heyndricx was in 1748 landbouwer met meer dan 44 gemet land in uitbating
Zo te zien inderdaad een keur van de betere landbouwers van het toenmalige Klerken samen met lokale werklieden, bezemmakers en andere boerenknechten. Volgens het verslag waren ze met meer dan 100 man, dus 10-15% van de toenmalige bevolking. Kortom, een goede doorsnede van de bevolking van Klerken was vertegenwoordigd, en protesteerde tegen het begraven van de overledene in de “heilige grond” van het kerkhof.
Jammer genoeg hebben we hiermee geen zicht op waarom Joannes Bulcke zich had verhangen. Enkele jaren eerder werkte zijn bedrijf blijkbaar normaal. Misschien brengt latere studie van Parochierekeningen van deze periode extra informatie.