Na drie afleveringen hebben we bij benadering 10%, hooguit 15% van de bevolking van Klerken in 1686 besproken. Er is dus nog heel wat werk. Daarom, niet gedraald en meteen verder.
Lieven de Pape was kort voor 1670 gehuwd met Mary Beauprez. Hier komen we voor het eerst in contact met de familie Beauprez, die 150 jaar later de tweede meest voorkomende familienaam levert in Klerken. Mary Beauprez is een dochter van Petrus Beauprez, de oude, en Judoca Brickx. Petrus Beauprez, de oude werd in 1610 gedoopt in de Sint-Andrieskerk van Woumen, als zoon van Jehan Beauprez, zelf de zoon van Mahieu Beauprez, de oudst bekende Beauprez. Petrus Beauprez, de oude woonde al vóór 1640 in Klerken, waar hij een middelgroot landbouwbedrijf uitbaatte. Zijn dochter Mary Beauprez is heel waarschijnlijk al vóór 1650 in Klerken geboren. De verdere afstamming Beauprez wordt later besproken.
Lieven de Pape was hoogstwaarschijnlijk een zoon van Jaspar Pape, de jonge, die net als Petrus Beauprez, de oude, ook in 1640 en 1645 samen met zijn broer Christiaen Pape present geeft bij de Wapenschouwijnge der Weerbare Mannen. In 1686 leeft zijn moeder nog (naam nog onbekend), en heeft hij nog een broer en zuster in Klerken.
Lieven de Pape en Mary Beauprez hadden 8 kinderen tussen 1670 en 1684, waarvan de meeste wellicht jong overleden. Het is niet duidelijk of er rond 1686 meer dan vier kinderen in leven waren. Lieven de Pape overlijdt in 1686, want dan woont de weduwe Lieven de Pape op perceel N°195 waar “huijsinghe en stallijnghe” op staat; dit perceel ligt tussen de Slijpstraat en de Stokstraat (dit is vandaag tussen de Holleweg ende Predikboomstraat). Mary Beauprez pacht in de buurt, en ook in Terrest, nog 4 andere stukken land. Alles samen beheert Mary Beauprez in 1686 dus een middelgroot landbouwbedrijf met 5 ha in beheer. Maar ook Mary Beauprez overlijdt kort daarop, in 1687. Beide ouders werden elk begraven met een dienst van drie lezingen. Waar de wezen terechtkomen is niet duidelijk, maar in 1691 worden drie minderjarige kinderen in de Staat van Goed vermeld bij het overlijden van hun grootvader Petrus Beauprez, de oude; een vierde kind was intussen gehuwd (zie hieronder). Hun oom Mailliaert Beauprez, broer van Mary Beauprez, wordt hun voogd.
Wat met die drie minderjarige kinderen gebeurde is onduidelijk, maar van het oudste kind, Petronilla de Pape, is afstamming bekend. In 1687 huwde ze, amper 16 jaar oud, met Joannes Bekaert. Het paar kreeg drie kinderen, die wellicht allen jong overleden. Joannes Bekaert overleed als weduwnaar in 1707 en werd begraven met een dienst betaald door de armentafel. Hiermee zien we een eerste voorbeeld van hoe de familie en afstamming van een middelgrote boer in 20-25 jaar met overlijdens, en andere tegenspoed, vrij snel in de armenzorg terechtkomt.
Nicolaus Dekeyn uit Heerderijcke (Aartijke?) is omtrent 1675 gehuwd met Judoca Demey dochter van de overleden Hendricus Demey en Francisca Vandesteene. Er worden in de volgende vijf jaar vier kinderen geboren waarvan één met latere afstamming. Beide ouders overlijden binnen één maand in mei-juni 1681. Het is niet duidelijk maar wel mogelijk dat toen ook een of meer van de kinderen overleden. De familie Demey werd in mei-juni 1681 immers zeer zwaar getroffen, met ook het overlijden van Mechthildis Demey, en van Joannes Demey, een zuster en een broer van Judoca Demey. Later in hetzelfde jaar overleed ook nog een andere broer, Gabriel Demey.
Mechthildis Demey (ook Mechelijne Demey genoemd) was rond 1665 gehuwd met Joannes Packet; het paar had zes kinderen vóór 1681. Een kind overleed zeker kort voor of in 1681; van twee andere kan dat enkel worden verondersteld. De andere drie kinderen hadden later verdere afstamming (zie verder in deze aflevering)
Hun broer, Joannes Demey was voor 1680 gehuwd met Jacoba Mulier uit Zarren. Er zijn geen kinderen bekend uit dit huwelijk. In 1682 huwde Jacoba Mulier opnieuw met Marinus van Dorpe, zwager van de eerder besproken Claeys de Bruyne. Dit paar kreeg vijf kinderen, waarvan drie vóór 1687. Na het overlijden van Jacoba Mulier in 1695 huwt Marijn van Dorpe met Catharina de Neckere uit Woumen. Er volgen nog zes kinderen. Marijn van Dorpe overleed pas in 1725, 65 jaar oud. Als dorpsnotabele was hij veelvuldig getuige bij huwelijken, en ook doopheffer bij geboorten.
In 1686 pacht het gezin van Marijn van Dorpe en Jacoba Mulier perceel N°99 met hofstede en boomgaard. Ze hebben als medepachters het gezin van Lauwereins van Parijs, de jonge, en Petronilla Houvenaeghel, die voor zover bekend, niet verwant zijn. Het gezin van Lauwereins van Parijs woont wellicht iets verder perceel N°109 waar ook een hofstede op staat; of was het omgekeerd? Samen pachten ze nog 6 andere percelen land. Alles bijeen bewerken ze dus circa 8 ha land. Beide percelen liggen ten zuiden van Klerken centrum ten westen van de huidige Stokstraat, en met Woumen west ervan (zie figuur hieronder). Lauwereins van Parijs, de jonge, en Petronilla Houvenaeghel hadden al 2 van de 8 kinderen in 1686, waarvan zeker 1 nog in leven was. Enkel hun dochter Laurentia Judoca van Parijs, geboren in 1693, heeft een zoon met verdere afstamming uit haar huwelijk met Maillardus Beauprez, de jonge (zijn derde huwelijk van vier; zie later).



Maar we wijken af. Terug naar de in 1681 zwaar getroffen familie Demey. Een andere broer, Gabriel Demey was omtrent 1675 gehuwd met Clara van Raes. Er werd een dochter geboren in 1678, waarvan geen verdere afstamming bekend. Het is onduidelijk of Clara van Raes in Klerken bleef na het overlijden van haar man in 1681.
Wellicht kwam een deel van de wezen terecht bij de enige overlevende broer, Caerel Demey die al in 1662 was gehuwd met Ludovica Legrand. Dit paar kreeg minstens 5 kinderen, het jongste in 1678, waarvan de twee jongste met afstamming; de andere kinderen overleden wellicht jong. In 1686 woonden Caerel Demey en Ludovica Legrand samen met minstens twee kinderen op perceel N°94 met hofplecke, huijsijngheen stallijnghe en met boomgaert¸gelegen ten westen van de Stokstraat (in de buurt van huidig adres Stokstraat 29; zie kaartje hierboven). In totaal pachtte het gezin 15 percelen land en meers, samen 16 ha groot, vooral gelegen ten westen van de Stokstraat; enkele stukken ten oosten ervan. De famile Caerel Demey woonde dus een kleine km ten zuiden van Klerken centrum, richting het bos.
Zoon Hendricus Demey huwt in 1704 met Francisca Norreel uit Esen; geen verdere afstamming bekend. Dochter Anna Demey huwt in 1706 met Petrus Dehaese uit Esen, maar overlijdt al in 1708 enkele dagen na de geboorte van het tweede kind. Petrus Dehaese huwt daarna met Petronilla de Neckere; er volgen minstens drie kinderen, waarvan de jongste dochter afstamming heeft in Klerken.
Andries Florein was in 1667 geboren in Klerken, als zoon van Jacobus Florein en diens tweede echtgenote Joanna Crapeels. Hij was de halfbroer van Brigitta Florein, de tweede echtgenote van Melchior Blanckaert senior die reeds eerder aan bod kwamen. Beiden waren in 1686 nog ongehuwd, en woonden toen waarschijnlijk bij hun moeder,
Andries Florein was in 1667 geboren in Klerken, als zoon van Jacobus Florein en diens tweede echtgenote Joanna Crapeels. Hij was de halfbroer van Brigitta Florein, de tweede echtgenote van Melchior Blanckaert senior die reeds eerder aan bod kwamen. Beiden waren in 1686 nog ongehuwd, en woonden toen waarschijnlijk bij hun moeder, Joanna Crapeels weduwe Jacobus Floreyn, op perceel N°8 of N°9 gelegen aan de toenmalige Kinderen Kerckwegh (vandaag is dit het perceel op Spinnerijstraat 1A, en de hoek van het kerkhof er net naast).


Andries Florein huwde in 1687 met Adriana Maria Vanhoute, dochter van Michael Vanhoute en Adriana Coppez, een zuster van de broers Ludovicus, Joannes, en Petrus Coppez (zie aflevering 2 voor deze laatste) die met drie zusters, resp. Catharina, Maria, en Jacoba Legrand waren gehuwd. De familie Michael Vanhoute komt later aan bod.
Abraham Haetse, de jonge, kwam al eerder aan bod. Hij overleed in 1680. In 1686 woonde zijn weduwe Maria Ghyselen wellicht met één of meerdere kinderen in Klerken centrum. Zijn broer, Pieter Haetse was ook al in 1675 overleden en met een mis van 9 lezingen in de middenbeuk van de kerk begraven. Hij was in 1665 gehuwd met Maria Sys, waarna zes kinderen volgden. Zoals eerder beschreven, was Maria Sys al rond 1678 opnieuw gehuwd met Franciscus de Pestel, die in 1685-90 herhaaldelijk hoofdman was. De kinderen van Pieter Haetse waren mede-eigenaar van ruim 8 ha land (8 percelen) gelegen west van de Stokstraat, zuid van Klerken Centrum, waar ze bij hun stiefvader en moeder woonden.
Simoen Hendrix was vóór 1670 gehuwd met Cornelia Dewilde, een afstammelinge van de Dewilde’s uit Zarren, wellicht. Het gezin had minstens drie kinderen. Afstamming van Cornelia de Wilde blijft voorlopig onduidelijk, maar de de Wilde zijn wel een van de weinige families in Klerken sinds begin jaren 1500. Nu is er volgens het Terrier van 1686 wel enkel sprake van een Jacques de Wilde die dan op perceel N°961 woont al tegen de “Bouckhoutstraete lopende naer Coeijgen buschgat , zuid van het Musselstraetjen” (vandaag gelegen midden het vierkant gevormd door de Mosselstraat, Beukhoutstraat, Kleine Veldstraat en Klerkenstraat). Deze Jacques de Wilde was in 1683 gehuwd met Jacoba Verbeke. Dit echtpaar kreeg in 1683 één kind: Cyprianus Dewilde. In 1686 heeft Jacques Dewilde dus een perceel in eigendom, maar hij pacht ook nog 7 andere percelen en bewerkt dus een klein 4 ha land, in de buurt van het latere Hoogkwartier, vandaag Houthulst centrum.



Mogelijk woonden Cornelia Dewilde en Simoen Hendrix en hun drie kinderen in die buurt in 1686, maar dat is puur giswerk.
Pieter Lavae was rond 1670 gehuwd met Catheryne Costenobel. Volgens de doopakte van een kleinzoon was Pieter Lavae uit Brugge afkomstig, waar hij beland was na een vlucht uit Wallonië of Frans-Vlaanderen. Zijn echtgenote, Catharina Costenobel was een dochter van de reeds eerder besproken Jaecques Costenobel. Zij was omtrent 1652 in Klerken geboren. Samen hadden ze vijf kinderen waarvan in 1686 zeker nog drie in leven, want later met verdere afstamming.
Pieter Lavae woont in 1686 met Catheryne Costenobel en drie, misschien vier kinderen op een behuijsde hofstede met den boomgaert van oosten op perceel N°139 ten noordoosten van het toenmalige Noort Thoroutstraetken, dit is vandaag de andere kant van de Dorpstraat in het centrum van Klerken, min of meer rechtover de kerk (zie kaartje hierboven).
Kinderen van Pieter Lavae en Catheryne Costenobel
In 1686 is het oudste kind, Joanna Lavae amper 10 jaar oud. Ze huwt in 1701 met Jacobus de Smedt uit Wingene. Het paar krijgt drie kinderen, een zoon en een tweeling zoon en dochter. In 1706 overlijdt Jacobus de Smedt. De oudste zoon en dochter huwen en hebben verdere afstamming; de tweede zoon overlijdt 68 jaar later, ongehuwd. Joanna Lavae huwt een tweede maal in 1707 met Joannes de Wulf uit Klerken; er volgen nog zes kinderen; geen verdere afstamming bekend.
Petrus Lavae, junior, was 7 jaar in 1686. In 1707 huwt hij met Petronella van Blaere uit Esen. In de volgende vijftien jaar krijgen ze acht kinderen in Klerken, het jongste in 1722 kort na het overlijden van Petrus Lavae, junior; van geen enkel kind is verdere afstamming bekend.
De jongere broer Joannes Lavae, huwt in 1713 met Maria Joanna Mahieu uit Zarren, die al een dochter had uit een eerder huwelijk in 1711 met Petrus Jacobus de Wilde uit Klerken. Joannes Lavae krijgt met Maria Joanna Mahieu nog vijf kinderen, allen zonder bekende afstamming.
Franciscus Leyny of beter Franciscus Lignier, was in 1660 gehuwd met Joanna Herleyn, een dochter van Anthonius Herleyn uit Zarren, bijgenaamd “Mousse”. Franciscus Lignier was rond 1670 opnieuw gehuwd, nu met Antonia Beauvois. Hij had minstens vier kinderen met afstamming uit zijn eerste huwelijk. Franciscus Lignier overleed in 1682, een jaar na zijn echtgenote Antonia Beauvois.
De kinderen huwden rond dezelfde tijd, of kort erna, maar het is niet duidelijk waar ze in 1686 woonden. Oudste dochter Joanna Lenye huwde al in 1682 met Jacobus Ducroix; ze hadden vijf kinderen, waarvan twee vóór of in 1686, en drie erna, waarvan twee met latere afstamming.
Broer Joannes Lignie huwde (1) in 1693 met Jacoba Vanhove; en (2) in 1699 met Laurentia de Poorter met wie hij vier kinderen kreeg, zonder bekende afstamming. Broer Martinus Linie huwde in 1694 met Petronilla Aubrecht (Aelbrecht), haar tweede man; geen verder afstamming bekend.
Zuster Judoca Liney tenslotte, huwde in 1687 met Joannes vander Knocke uit Ledegem; ze kregen drie kinderen waarvan één met afstamming. Maar van geen van deze kinderen of families is de woonplaats bekend in 1686. Maar ze woonden er wel, wellicht als onderpachters of gebruikers.
Balthazar Noez was in 1652 gehuwd met Catharina Baeckeroot. Balthasar Noël was rond 1631 geboren, wellicht in Klerken, als zoon van Niclaeys Noweil en Franchoise Carpentier; een andere stam met voorouders in Klerken. In 1686 wonen ze met minstens twee zonen op de hofstede met boomgaard op Perceel n°198; ze pachten ook nog perceel N°197, ernaast gelegen, samen ongeveer 5 ha, met oost de toenmalige Slijpstraete (vandaag gelegen Holleweg 11).


Er zijn slechts twee zonen bekend; geen andere afstamming. Maar zoon Balthasar Noé, junior dus, huwde in 1683 met Marie Cavalier, dochter van herbergier Franchois Cavallier, die al eerder aan bod kwam. Er volgden drie zonen, maar Marie Cavallier overleed in 1692 in het kraambed van de jongste zoon Felix Nowez. Balthasar Noé huwde kort erop met Joanna Verschilde uit Woumen, dochter van Joannes Verschilde en Maria de Sonnevyle, deze laatste afkomstig van een gevestigde landbouwfamilie. Er volgen nog zeven kinderen, maar ook de tweede echtgenote van Balthasar Noé overlijdt in het kraambed van de jongste, geboren in 1708. Begin 1709 huwt Balthasar Noé een derde keer, nu met Maria Dedeckere uit Klerken, en er volgen ook hier vijf kinderen. Bij zijn overlijden in 1719 was Balthasar Noé 59 jaar oud, en had hij in totaal 15 kinderen uit drie huwelijken. Van slechts vier kinderen is verdere afstamming bekend.
Zijn vier jaar jongere broer Abraham Noez huwde pas in 1699, – hij was toen 35 jaar oud -, met Francisca de Roo uit Woumen, dochter van de landbouwers Egidius de Roo en Maria de Ryes. Abraham Noez overleed in 1715. Zijn enige kind, ook Abraham Noez, huwde al in 1719, kort na het huwelijk van zijn moeder Maria Dedeckere , die dus net weduwe was geworden, met Petrus Lavae.
Jacques Odent is pointer bij de start van het opstellen van het Terrier in 1680. Jacques Odent huwde al in 1656 met Anna Vantyghem. Ze kregen vijf kinderen tussen 1657 en 1667, het jaar waarin Anna Vantyghem volgens de Wezerijakten overlijdt, wellicht in het kraambed van het jongste kind. Jacques Odent was uit Klerken afkomstig; zijn vader Gelein Odent was in 1640 present met pijcke ende capper bij de Wapenschouwing van de Weerbare Mannen. Jacques Odent zelf overlijdt in het rampjaar 1681 en wordt als dienstdoende pointer met een dienst van 9 lezingen begraven. In 1686 wonen afstammelingen, voor zover bekend al niet meer in Klerken. Van twee kinderen is er bekende afstamming.
Oudste zoon Jacobus Oudent, de jonge dus, was al rond 1680 gehuwd met Judoca Noyen uit Esen, en rond 1683 met Petronella Vandenbroucke. In 1686 was er uit elk huwelijk een kind. Jaecques Odent, de jonge, woonde toen in Esen. Hij was in naam van zijn (eerste) echtgenote, samen met het kind van zijn schoonbroer Jan Noyen, en met zijn andere schoonbroer Guillielmus Noyen eigenaar van zes percelen (N°392-397) gelegen in Klerken ten oosten van de Slijpstraat en ten zuiden van de Steenstraat, samen bijna 5 ha groot, gelegen rond de toenmalige herberg De Preekboom (vandaag wordt dit stuk van de toenmalige Slijpstraat Esenstraat en Holleweg genoemd). Op Perceel N°396 staat een “hofstede met den boomgaert lochtijnck ende garsticxken” waar Jacques Odent, de oude wellicht woonde vanaf 1656.
In 1686 werd deze hoeve, samen met de vijf andere percelen, en nog een perceel in eigendom van de kinderen van Jacques Noyen, de vader van o.a. Judoca, Jan en Guillielmus, verpacht aan Passchier Dierendonck. Deze Passchier Dierendonck was afkomstig uit Zwevezele, en rond 1670 gehuwd met Magdalena Vanwafelghem, dochter van Egidius Vanwafelghem, die in Brugge was geboren. In 1686 woont dit echtpaar samen met minstens 2, maximum 6 van de 7 reeds geboren kinderen op deze hofstede op perceel N°396. In totaal krijgen ze negen kinderen waarvan twee met bekende afstamming.
Anna Odent, de jongere zuster van Jacobus Oudent, de jonge, huwde in 1688 in Esen met Franciscus Sanders; ze kregen minstens één zoon.
Joannes Packet was omtrent 1665 gehuwd met Michaela (Mechthildis) Demey, dochter van de reeds eerder besproken Hendricus De Mey en Francisca Vandesteene. Het is niet bekend waar de weduwnaar Joannes Pacquet in 1686 woonde met zijn drie, of vijf kinderen. Hij is voor zover bekend, niet opnieuw gehuwd, maar was wel nog in leven in 1695.
Kinderen van Joannes Packet en Michaela (Mechthildis) Demey
Zijn zoon Petrus Pacquet huwde in 1693 met Joanna Allaert uit Woumen, die kort erop al overlijdt. Petrus Pacquet huwt een tweede keer in 1695, nu met Joanna Fortry, dochter van Michael Fortry en Joanna Synaghel uit Klerken. Maar opnieuw slaat het onheil toe: na de geboorte van een dochtertje in 1696 overlijdt Joanna Fortry in 1697.
Zijn broer, Josephus Packet huwde liefst driemaal. Eerst rond 1705 met Maria Warremoes uit Esen. Maria kreeg twee kinderen, maar overleed al in 1708. Dan huwt Josephus in 1710 met Brigitta Eyermans uit Pervijze, die twee zonen kreeg, maar ook al in 1712 overleed. Tenslotte, huwt Josephus in 1713 met Maria Catharina Pinquet, uit Klerken of Staden; er volgden nog drie kinderen. Enkel deze laatste drie kinderen hebben bekende afstamming.
Dochter Francisca Packet huwde in 1713 met Petrus Norreel. Geen verdere afstamming bekend.
Jaeques Pannekoucke was al in 1648 in Zarren gehuwd met Christine Houfnaeghel, dochter van Pieter Houfnaghel, de oude, een Christijne de Heere, een familie met naam uit Zarren, en met ook eigendommen in Klerken. Christine Houfnaeghel was eerder in Zarren gehuwd met Chaerles de la Saele. Er worden nog vóór 1660 drie kinderen geboren, zonder bekende afstamming. Jaeques Pannekoucke overlijdt in 1694, een jaar na zijn echtgenote Christine Houfnaeghel. Ze worden elk begraven met een dienst van zes lezingen.
In 1686 woont Jaeques Pannekoucke “ende consoorten” op een hofstede met boomgaard gelegen op perceel N°543, gelegen tussen de toenmalige Slijpstraat (vandaag Holleweg) en Molenweg en Zarren. Die “consoorten” zijn wellicht vooral knechten en meiden, hoewel het niet uitgesloten is dat er nog kinderen woonden. Hij bezit zelf nog acht percelen land, meers en zelfs een stuk bos tegenaan het Bos van Houthulst, en pacht verder nog elf andere percelen, inbegrepen perceel N°621 met hofplaats, boomgaard en huis gelegen tegenaan Zarren (het is niet bekend wie daar woonde). In totaal gebruiken ze ruim 18 ha land en meers, dus een van de grote landbouwbedrijven van toen. Het stuk bos wordt al in de jaren 1690 door de Fransen bij het Bos gevoegd.
Jan Pottie woont in 1686 samen met echtgenote Adriana Verhooghe in het huisje op Perceel N°4. Het perceel is amper 59 m² groot en hiermee samen met perceel N°3 ernaast het kleinste van het hele Terrier. Hier kan dus enkel een huisje op staan, met hooguit wat erf errond. Beide percelen liggen net naast de kerk in het centrum (zie kaartje bij Andries Floreyn hierboven).
Joannes Pottier uit Pitteghem (Petegem?) huwde in 1654 in Esen met Adriana Verhooghe uit Esen. Ze hadden er in 1655 een dochter; andere kinderen zijn niet bekend, evenmin als verdere afstamming van hun dochter. Ze woonden zeker al in 1671 in Klerken, want dat jaar was Jan Pottie “autaer bewaerder” (altaarbewaarder) van het altaar van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Scapulier (Rijksarchief Brugge, INV 15-16 11807). Dit altaar was het sluitstuk van de eerder gebouwde noordelijke zijbeuk van de Sint-Laurentiuskerk. In 1671 werd de devotie voor Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Scapulier verder uitgebouwd met de aanschaf van een nieuw Mariabeeld, met kindeken Jezus, en met een Standaard, met gulden boek met namen van de sponsors, die bij de processie midden juli werd rondgedragen. Dit alles werd ondersteund door de Carmelieten uit Ieper. Bij die gelegenheid werden ook scapulieren, boecxkens, en bildekens verkocht, en bij de eredienst ook bijzondere omhalingen gedaan. Deze viering was een aanvulling bij de al bestaande Sint-Laureins ommeganck die jaarlijks in augustus met vergelijkbare extra’s werd ondersteund.


Jan Pottie en vooral ook Adriana Verhooghe werden van 1675 tot 1700 regelmatig gevraagd als doopheffer zo bvb in 1689 van het kind van een soldaat en zijn echtgenote die op doorgang in Klerken was bevallen; of in 1687 van een dochter van Matthijs Thevele, en in 1677 van een zoon van koster Andreas van Duyfhuys die allebei net naast de deur woonden; en nog wat meer. Ze woonden tenslotte net naast de kerk. Joannes Pottye overlijdt op 5 mei 1702 en wordt twee dagen later begraven met een dienst van drie lezingen. Zijn weduwe overlijdt enkele dagen later op 11 mei 1702 en wordt twee dagen later begraven met een dienst van zes lezingen.
Jan Pottie hoort ook bij de “notabelen” die in 1681 door de Fransen werden meegenomen; maar dat waren blijkbaar naast de gezaghebbende personen en boeren, zowat alle mannelijke gezinshoofden die toen in het centrum zelf woonden, zoals Jan Pottie, Jan van Overbeke, die op perceel N°2 woont (hij komt later aan bod), en ook Andries Floreyn die op perceel N°8 of 9 woonde (zie hierboven).
Tussentijdse stand van zaken
Tot zover bespraken we al 90 volwassenen. Volgens de telling horen daarbij in 1686 minstens 90 kinderen (dit zijn de kinderen met geconfirmeerde afstamming). Wellicht waren het er veel meer, want we tellen in totaal 180 mogelijke kinderen. Alles bijeen, tellen we dus 180, maximum 270 personen, wellicht in realiteit een goede 200, want kindersterfte was hoog. Daarnaast waren er nog een onbepaald aantal meiden en knechten.
Ook in deze aflevering zagen we verschillende voorbeelden van overlijdens in het kraambed, van het snel opnieuw huwen van de vader (of moeder), en de soms zeer snelle overlijdens van hele families. Wat ook opvalt is dat behoorlijk wat van de besproken afstammelingen verder niet meer in Klerken zijn terug te vinden, hooguit in enkele buurgemeenten. Met andere woorden: er zat behoorlijk wat vervanging op de bevolking zelf, zo snel zelfs dat we na een of maximum twee generaties al een bijna volledig nieuwe set bewoners terugvinden. Maar er zijn gelukkig ook nog blijvers die zelfs al sinds de jaren 1500 in Klerken woonden.
Bij benadering hebben we hiermee een kwart van de toenmalige bevolking beschreven. Het blijft inderdaad een complexe oefening, maar tijdens het opstellen van deze tekst ontdekken we intussen ook nieuwe connecties tussen de personen die toen in Klerken leefden. En nog heel wat valt te ontdekken in de toenmalige Parochierekeningen en de vele Staten van Goed, die nog ver van allemaal in detail onderzocht zijn. In de volgende aflevering gaan we hiermee verder.
Disclaimer: dit is een werkversie; de uiteindelijke versie zal, waar nodig, worden verbeterd en uitgebreid, o.a. met familieoverzichten en een volledige index . Dit werk wordt later in zijn geheel gepubliceerd.