Na de min of meer gewone parochierekening van het jaar 1680 bespreken we nu een jaar met meer bijzondere kosten en betalingen. De parochierekening voor het jaar 1681 (oogst 1681- half-maart 1682), wordt gepresenteerd en afgesloten op 16 november 1684 en is terug te vinden in het Rijksarchief Brugge (Parochierekening Klerken 1681 – RAB INV 15-16 – 2497). Deze rekening kwam pas twee jaar na de rekening van 1680, wellicht mede als gevolg van de Franse represailles en gijzelneming van parochianen, waaronder de opstellers van de rekening zelf.
De Parochierekening van 1681 kan in transcriptie, samen met het originele document digitaal worden gedownload via deze link. De transcriptie in de getoonde versie kan nog steeds verbeterd worden. Aanvullingen en verbeteringen zijn welkom en zullen bij latere updates worden toegevoegd.
Vuijtsent
Er werd 7886 £ 7 sch Par overgedragen van het vorige jaar. In vergelijking met 1680 zijn er ruim 24 gemeten land minder belastbaar op de Rolle van Ommestellinghe. Hierdoor was er dus een beperkte minderinkomst, want belasting per gemet was onveranderd gebleven op 8 sch grooten Vlaems (4 £ Parisis) per gemet. Boven op deze inkomsten ontving de parochie nog 3332 £ 14 sch Par als compensatie voor de geleden Franse represaillies, en nog eens 94 £ 10 sch Par voor het werk geleverd door de Klerkense pioniers tijdens het dijkherstel in Nieuwpoort. Na betaling van de grondbelasting aan het hogere gezag werd de vuijtsent rekening afgesloten met een positief saldo van 11945 £ 18 sch Par. De kosten voor de Represaillies en pioniers worden verder wel tegengeboekt in de Binnecosten.
Binnecosten
De ontvangsten zijn vergelijkbaar met die van de rekening van 1680, na correctie voor het iets lager belastbare oppervlak. Vreemd genoeg zien we een fout eindresultaat dat 30 £ Par hoger uitkomt dan wat we berekenen op basis van de cijfers in de parochierekening. Het is niet duidelijk waar dit verschil zit; rekenen met ponden, schellingen, grooten en mitten, en ponden Vlaems en ponden Parisis was toen zeker meer ingeburgerd dan vandaag.
Ook in de eindafrekening van de betalingen vinden we een verschil van 59 £ 10 sch Par op een totaal van 16488 £ 19 sch Par; klein maar ergens zit een fout, in de berekening vandaag of de berekening in 1684. Bij de presentatie in 1684 werden ook meerdere bedragen verworpen, voor een totaal van 852 £ 17 sch Par, maar deze kunnen onmogelijk aanleiding geven tot het gevonden verschil in de eindafrekening, wat erop wijst dat de eindafrekening pas wordt gemaakt nadat alle bedragen zijn goed- of afgekeurd.
Aan de betalingen startte men dat jaar met een deficit van 10466 £ 9 sch 6 gr Par overgedragen van de rekening van 1680. Ook zien we dat de ontvangsten/inkomsten veel lager zijn dan de ermee samengaande betalingen; niet anders dan het voorgaande jaar dus. Het eindresultaat werd hierdoor nog negatiever, met een openstaand defiicit van 13921 £ 11 sch 6 gr Par. Het grootste deel van dit deficit van de Binnecosten wordt wel gedekt door het overschot op de Vuijtsent.
De Binnecosten rekening van 1681 bevat twee categorieën betalingen die in normale boekjaren niet voorkomen: compensaties voor Gijzeling van burgers door het Franse gezag, en compensaties voor financiële schade geleden als gevolg van de Franse Represaillies. Dit vereist wat achtergrondgeschiedenis.
Intermezzo: een korte historische achtergrond
Na de Hollandse Oorlog met o.a. de overwinning van de Franse Troepen bij de Slag van Peene in 1677, volgde de Vrede van Nijmegen in 1678. De lokale grens met het Franse Koninkrijk werd hierbij gelegd op de grenslijn tussen de Kasselrij van Ieper en het Land van den Vrije (het Brugse Vrije). Deze grens liep ten zuiden van de parochie Klerken dwars door het Bos van Houthulst. Dit deel van de grens werd onmiddellijk betwist, en het Franse Koninkrijk eiste meteen het hele Bos van Houthulst op, want dit werd al tientallen jaren in zijn geheel uitgebaat vanuit de Kasselrij Ieper, die nu onder Frans gezag viel. Dit werd in het Bestand van Regensburg in 1684 deels opgelost. Maar enkele jaren later, – in 1687 na opstellen van het Terrier van de Prochie van Clercquen (in 1686) – startte ook meteen de studie om aan de noordgrens van het bos nog wat percelen aan te hechten. Die grenscorrecties werden bij afsluiten van het Verdrag van Rijswijk in 1697 afgerond. In 1713 keerden de Kasselrijen Veurne, Ieper, Waasten en Kortrijk, en ook Poperinge terug naar het nieuwe Oostenrijkse gezag, en verdwenen deze kleine grenscorrecties weer.
Maar dit is in 1684 nog niet aan de orde. Bij het presenteren van de Rekening van 1681 was het Bestand van Regensburg net in de streek geconfirmeerd door de verkondiging ervan in Veurne op 4 oktober 1684, – waarbij “een ider blijde was van ’t jock der oorloge verlost te wezen”. (Bron: F. Becuwe m.m.v. A. Linters 2011-2012 – De Grens in de Westhoek. Deel 1. Een grenzeloos verhaal, Nieuwpoort, Monument in Ontwikkeling bvba, onuitgegeven studie in opdracht van de provincie West-Vlaanderen).
Er was al oorlog in de streek sinds de religieuze opstanden en de Beeldenstorm in de 16de eeuw, ruim een eeuw eerder. Om de zoveel jaar waren er wel een of meerdere troepenbewegingen in de buurt van Klerken. Klerken ligt immers dicht bij de belangrijke route die Rijssel, Kortrijk, en Ieper via de Ieperlee en Fort Knocke met Diksmuide verbindt, en bij de verbindingsweg van Ieper via Woumen naar Diksmuide, die verder via de bevaarbare IJzer naar Nieuwpoort aansluit. Nieuwpoort is via het kanaal naar Veurne met Duinkerke verbonden, en is via de Noordzee verbonden met de Verenigde Provinciën, Engeland, Frankrijk, en Spanje, dus met alle betrokken partijen aan deze of gene zijde van het Kanaal.
De grens tussen Frankrijk en de Spaanse Nederlanden zag er in 1684 in grote lijnen als volgt uit:

Vlaanderen, Gent, Rijksuniversiteit Gent
Alleen al in de 17de eeuw zag men er de eigen Spaanse troepen, Engelse legerkaravanen, en zelfs troepen van de Verenigde Provinciën voorbij komen, en keer op keer ook de Franse troepen die de steden Veurne, Diksmuide, Ieper, Kortrijk en Rijsel kwamen (her)veroveren . Welke troepenmacht het ook was, telkens werd van alles opgeëist of aangeslagen bij de lokale bewoners.
Gijzelaars en Franse Represaillies
Eerst nog wat achtergrond: 1681 was niet alleen omwille van de gijzeling en represailles een ondraaglijk jaar voor de parochie Klerken. Nazicht van de begrafenisregisters, die pas vanaf 1675 starten, leert dat 1681 ook een rampjaar was wat overlijdens betreft, met 36 overlijdens, dit is ongeveer 5% van het toenmalig aantal inwoners. Dit sterftecijfer is ruim meer dan het dubbele dan wat in eerdere en erop volgende jaren wordt geregistreerd (gemiddeld 10-16 overlijdens per jaar). Uiteraard is het niet onmogelijk dat deze grote oversterfte direct verbonden is met de lokale troebelen; het hoogtepunt ervan lag in de periode april-juni 1681. Deze oversterfte wordt later onderdeel van een apart verhaal.
Ook in de jaren 1670 had Klerken al zware Contributies moeten betalen, voornamelijk aan doortrekkende Franse troepen. In 1681 werden vooral nog achterstallige contributies door de Franse troepen opgeëist, en was wellicht ook de discussie over waar de grens lag al opgestart. De Parochie van Klerken was blijkbaar tekort geschoten in deze, en om de betalingen te bespoedigen hadden de Franse troepen een groep notabele parochianen in gijzeling meegenomen naar Ieper, en later enkelen ervan maanden opgesloten in Kamerrijk. De Franse troepen waren niet de eersten die gijzeling als drukkingsmiddel gebruikten om de bevolking tot betaling aan te manen. Eerder hadden eigen Spaanse troepen dit al op verschillende plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden toegepast.
Er is een verwijzing in de tekst dat de gijzeling startte in december 1681, maar de precieze omstandigheden en data van deze gijzeling van de lokale kapitaalkrachtigen zijn nog niet met een andere bron geconfirmeerd. Een direct verband met de oversterfte is niet direct aantoonbaar. Bij afsluiten van de rekening van 1681, dus half maart 1682 was de gijzeling blijkbaar voorbij.
In Klerken zijn notabele burgers vooral de belangrijkste landbouwers, en enkele ambachtslieden. In de praktijk werden 20 notabelen en één knecht gegijzeld. Ze kregen allen na terugkeer een vergoeding voor geleden schade. Die compensatie was gedekt via de compensatie voor Represaillies die we in de Vuijtsent terugvinden, en die door het Land van den Vrijen werd gefinancierd:
- Eerst kwamen de gewone boeren en notabelen vrij; ze werden slechts drie dagen gegijzeld: Jacob Cardinael, Jan Pottie, Jan van Overbeke en zijn knecht (naam niet bekend), Balthazar Noez, Andries Floreyn, Simon Hendrickx, Lieven de Pape, Christiaen vanden Bussche, en Jacques Soens. Ze ontvingen elk 10 £ 16 sch Par (zij en alle anderen kregen een compensatie van 6 sch gr Vlaems per dag)
- Francois Verhaeghe kwam na vier dagen vrij en kreeg 14 £ 8 sch Par voor gederfde inkomsten.
- Michiel van Houtte, Cornelis Bauden, zijn zoon Jacques Bauden, en Jacques Spittebroot kwamen na zes dagen weer thuis. Ze kregen elk 21 £ 12 sch Par.
- Antheunis Barbier, Pieter lavae, Cornelis Bauden en Jan Albrecht werden 13 dagen gegijzeld en kregen elk 46 £ 16 sch Par
- De twee meest notabele landbouwers Melchior Blanckaert en Jacques Costenoble werden 166 dagen, – dus bijna een half jaar – vastgezet eerst in Ieper en dan in Kamerrijk. Ze kregen elk 796 £16 sch Par compensatie (zij kregen een verhoogde compensatie van 8 sch gr Vlaems per dag)
Alles bijeen beliep deze compensatie voor gederfde inkomsten 1989 £ 12 sch Par, een fors bedrag. Maar er waren ook nog compensaties voor direct geleden verliezen:
- 8 paarden en drie veulens werden geconfisqueerd en de afkoop ervan gecompenseerd met 992 £ 10 sch Par; dit is bij benadering 100 tot 110 £ Par per paard (d.i. 8 tot 9 £ grooten Vlaems), en wat minder voor een veulen.
- Er werden 118 £ Par betaald voor onderhoud van paarden in Ieper
- Cornelis Bauden, Jan Verslype, Fransois Verhaeghe en Andries Ameeus werden voor de helft van geleden verliezen gecompenseerd, alles bijeen voor ruim 85 £ Par.
- Joos Meerseman kreeg 4 £ 16 sch Par voor het leveren van haver aan de Franse cavallerie
- En dan waren er nog kosten voor het beheer van al deze betalingen, allerhande brieven en documenten: 60 £ Par
Alleen al deze twee posten van compensaties voor de “Franse represaillies” kostten samen ruim 3320 £ Par, wat net onder het bedrag ligt dat het Land van den Vrije aan de parochie had uitgekeerd (ruim 3332 £ Par). Maar dit was niet alles. Zo waren er ook nog:
- 265 £ Par betaald aan Jan Costenobel die heel wat papierwerk in deze leverde, en ook de there costen van de gijzelaars mee had betaald.
- En 53 £ 10 sch Par betaald aan Michiel de Sodt die verschillende reizen ondernam om de gijzelaars vrij te krijgen, en die wellicht het kasgeld moest meebrengen dat hiervoor noodzakelijk was.
Het is duidelijk dat men niet graag oorlogscontributie en andere represailles van vreemde troepen betaalde; ook betalingen aan de eigen Spaanse gezag waren niet populair. Jaren naeen had men riante oorlogscontributies moeten betalen, en daarbij nog de kosten van onderhoud van vreemde troepen gedekt. Hiervoor moest de parochie bij eigen en vreemde kapitaalverstrekkers gaan lenen. Het aanslaan van paarden, en gebruik van vee leidde direct tot moeilijker landbouwuitbating, en dus ook nog tot lagere landbouwopbrengsten. Of dit tot hongersnood of ziekten leidde is onduidelijk.
Dit werd allemaal teveel voor de beperkte middelen die in Klerken beschikbaar waren, ook voor de rijkere landbouwers. Meerdere bewoners werden insolvent verklaard, en hun grond opnieuw verpacht, al dan niet na een periode zonder rendement. De grote oversterfte eerder in 1681 leidde dus ook tot extra verliezen door insolvent geworden gezinnen:
- Hoofdman Fransois de Pestel ontving 7 £ 13 sch en nog eens 33 £ 12 sch Par kosten voor verkoop van gronden van insolvent geworden medeburgers
- 290 £ Par werd betaald aan Jan Costenobel voor het valoriseren van ruim 43 gemet land van insolventen
- Er werd ook een verlies geboekt van 308 £ Par voor het niet kunnen innen van de belasting op 51-1-0 gemeten land aan 10 sch Par per gemet (8 voor de vuytsent en 2 voor de Binnecosten), die wel door de parochie al waren doorgerekend.
De gijzelneming van de leidende parochianen versterkte deze negatieve ontwikkeling, en bracht wellicht ook een deel van dezen in financiële en materiële problemen. In 1681-84 was dit al weer tien jaar aan de gang. En dit was nog niet het einde. Pas vanaf 1713 en de Vrede van Utrecht zal een relatieve vrede volgen.
Andere Binnecosten
Net zoals voor de Parchierekening 1680 hebben we ook in 1681 weerkerende kosten:
- Kapitalen, leningen en interesten (deze steeds aan 1/16de penning, dit is dus aan 6.25%): men betaalt aan diverse personen 390 £ Par intrest, wat overeenstemt met een uitstaand kapitaal van 6240 £ Par. 183 £ Par intresten worden verworpen (stemt overeen met 2928 £ Par uitstaand kapitaal); en een aflossing van 444 £ Par werd eveneens verworpen. Er was dus een uitstaande schuld van minstens 9168 £ Par, orde van grootte van het jaarbudget.
- 100 of 60 of 160 £ Par kosten gemaakt door Pieter de Leeuw, uit Diksmuide, voor representatie, administratie, en het faciliteren bij allerhande betalingen ten tijde van de Franse Represaillies werden (tijdelijk) verworpen.
- There costen: zoals elk jaar zijn er weer kosten voor het verteer van de parochianen die bijeenkwamen om de rekening en al wat er bij van pas kwam te bespreken. In de rekening van 1681 vinden we ruim 288 £ there costen. Er werd opnieuw vergaderd in de herbegen van de gemeente: bij Andries Ameeus die schuin over de kerk woonde , en Antheunis Barbier die enkele percelen verder de herberg de Drije Conijnghen uitbaatte; en verder nog bij tavernier Fransois Chevaillier. Deze laatste hield herberg de Cavaillier open in de bocht aan ter Smisse. Er wordt ook eenmaal bij Fransois Verhaeghe thuis vergaderd met bijbehorende there costen. De 65 £ 17 sch Par there costen bij Philips Forrez werden verworpen.
- Intussen was Fransois de Pestel hoofdman geworden. In die functie ontving hij heel wat betalingen, o.a. 264 £ 18 sch Par voor allerhande reizen. De Hoofdman werd ook voor zijn diensten als Hoofdman vergoed: hij kreeg het gebuikelijke (pensioen van) 36 £ Par. Daarnaast werd hij vergoed voor het houden van de maalderijzitdagen en afnemen van de eed van de betrokken landbouwers (een vast bedrag van 12 £ Par).
- De twee pointers, Michiel van Houtte en Jaeques Costenobel, trekken ook elk 6 £ Par.
- Pastoor Beaugrand moet de predikant(en) tracteren en dat kost precies evenveel als in 1680: 48 £ Par. Ook dit is een standaardvergoeding. En opnieuw betaalt hij daarmee ook de prijzen voor de kinderen die catechisatie volgden. Koster Andries (van) Duyfhuys die de kerkgeboden moest afroepen, ontving daarnaast, zoals elk jaar, 90 £ Par als koster en om als schoolmeester het onderwijs te organiseren.
- De parochie betaalde opnieuw herstellingskosten aan de pastorie en de kosterswoning, inbegrepen het dak van de school (wellicht een achterkamer bij de kosterij). Er was ook metselwerk nodig bij beiden, en enkele glasramen werden door glazenier Fransois Pintefloer uit Diksmuide vervangen. Ook werd ijzerwerk geleverd aan de pastorie door een zekere Jooris Kerckhove.
- 24 £ Par voor de schouwing van wegen en bruggen werd zoals telkenjare betaald aan de Berijder van Esen Ambacht
- Rekenwerk aan de rekening en het opstellen ervan is voor dorpsoudste en notabele landbouwer Jacques Costenobel, de broer van Jan Costenobel, de rendant, die uiteindelijk deze eindafrekening voorstelt. Jacques Costenobel ontvangt hiervoor opnieuw 48 £ Par. Jan Costenobel ontvangt 1 penning op de 30 voor het innen van de basis binnenkosten-belasting, in totaal 65 £ 5 sch Par
- De Amman van Esen Ambacht, de Griffier van de Vierschaar en de Burgemeesters die de rekening door afgevaardigde J. van Steenberghen laten controleren en aftekenen, strijken ook allen hun deel op.
- Tenslotte zijn er nog wat publiceerkosten, en ook kosten voor het maken van dubbels, waar we ook vandaag nog dankbaar voor zijn.
Pioniers herstellen een dijkbreuk in Nieuwpoort
Begin 1682 werden door het Land vanden Vrije ook pioniers opgeroepen om te helpen aan het dijkherstel na een dijkbreuk in Nieuwpoort eerder dat jaar. Klerken leverde 10 pioniers (namen niet opgelijst) die 8 dagen dienst leverden (van 5 tot en met 12 februari 1682) en hiervoor 15 stuivers daags kregen. Allles bijeen werd 120 £ Par, uitbetaald, gecompenseerd door 94 £ 2 sch Par bijdrage gefinancierd door het Land vanden Vrijen.

Van 1677 tot omtrent 1680 was het achterland van Nieuwpoort eerder als verdediging tegen de Franse troepen onder water gezet (J. Leper, 1957, Kunstmatige Inundaties in Martitiem Vlaanderen 1316-1945), maar dat was geen “inbreuck van het water” zoals hier wordt vermeld.
De dijkbreuk bij Nieuwpoort gebeurde waarschijnlijk op 26 januari 1682. Oorzaak was een zeer zware noordwesterstorm gecombineerd met springtij die ook aan de Schelde dijkbreuken veroorzaakte. De Stormvloed van 1682 is een van de zwaarste ooit en is de eerste die in detail is gedocumenteerd over het hele kustgebied van de Zuidelijke Nederlanden tot het noorden van de Verenigde Provinciën, en met effecten tot diep in het binnenland. De storm richtte de zwaarste schade in de Zeeuws-Vlaanderen, met sterke uitlopers zuid en noord. Op 26 januari 1682 stond het water in Antwerpen bvb. 9 tot 10 voet (circa 3 m) boven de kade en liep het zelfs tot in de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal. Ook in Hulst, Middelburg en Veere waren er nooit geziene waterstanden. In Veere kon men zelfs “in de kerk vis vangen” (J. van Malde, 2003, Historische stormvloedstanden, Rapport 2003.08.1 Aqua Systems International). Voor Nieuwpoort zijn geen bijzondere details bekend.
Een week na de dijkbreuk waren de pioniers dus al ter plaatse. Acht dagen later was de schade al hersteld, of onder controle.
Conclusies
Een jaar om niet snel te vergeten dus. Geen wonder dat toen de werken aan het opstellen van het Terrier van de prochie van Clercquen meerdere jaren stil lag, maar dat kon in 1686 worden afgerond, en was de basis voor een nieuwe Rolle van Ommestellijnghe waarop latere grondbelasting zou worden gebaseerd. Maar in 1684 was men nog niet zover. Wat hebben we uit deze rekening geleerd?
- Bezettende legertroepen schrikken er niet voor terug om gijzelaars te nemen en zo snellere betaling van Contributies en andere oorlogskosten te garanderen
- Een paard was ongeveer 100 tot 110 £ Par waard;
- Een pionier (dagwerker) verdiende 15 stuivers per dag, dat stemt overeen met 1.5 £ Par of ook 1 £ 10 sch Par.
- Heel wat betalingen waren gestandaardiseerd: 90 £ Par voor de koster en zijn school; 48 £ Par voor de predikanten en de prijzen voor de catechisten (betaald via de pastoor); 36 £ voor de Hoofdman; 8+48 £ voor het opstellen van de rekening zelf (Vuytsent en Binnecosten); 12 £ voor de maalderijzitdagen in het jaar; 6 £ Par voor elke pointer..
- De rendant kreeg deze keer 1 per 30 salaris, een forse toename na de 1 op 40 salaris in 1680, telkens berekend op de geïnde grondbelasting van 8+2 sch Par per gemet (Vuytsent en Binnecosten).
- Het Land vanden Vrije financierde bijzondere kosten zoals de Franse Represaillies en gijzelneming van burgers van het Brugse Vrije, maar ook noodwerken aan een dijkbreuk waarvoor parochianen hand- en spandiensten leverden.
Maar dit volstaat voorlopig. Hoe de grote oversterfte in 1681 een mogelijke rol speelde bij insolventie van parochianen, en misschien hierdoor leidde tot grotere afhankelijkheid van de Armendis komt aan bod in een ander verhaal. De effecten van insolventie zijn in deze rekening wel al significant.